Deze aanpak kan worden gecombineerd met één van de twee voorgaande methoden om tot digitale bij bladen te komen. Op deze wijze is men in staat om enerzijds tegemoet te komen aan de vraag naar digi tale kaarten, terwijl anderzijds de kwaliteitsverbete ring van het landmeetkundig archief mogelijk blijft en de voordelen van een coördinatenkadaster geleidelijk steeds meer voelbaar worden zonder al te grote in vesteringen in hermetingen. Voorwaarde voor deze aanpak is echter het tot stand brengen van een landmeetkundige grondslag, die direct bruikbaar is voor bijhoudingsmetingen. De be paling van de coördinaten van de harde topografie is daarvoor de meest geschikte weg, omdat verreweg het grootste deel van de bijhoudingsmetingen wordt gerelateerd aan gebouwen. 4. De grondslagbank De oplossing van de in de vorige hoofdstukken ge schetste problematiek wordt gezocht in de opbouw van een grondslagbank voor Nederland. Deze grond slagbank zal worden gevormd door de coördinaten van alle detailpunten, behorende tot de z.g. harde topografie. Deze coördinaten worden met een zo danige kwaliteit bepaald, dat zij kunnen dienen als landmeetkundige grondslag voor een veelheid van landmeetkundige werkzaamheden van meerdere diensten en instellingen. Daarmee kan het gebruik van (ondergrondse) eigen, kunstmatig gevormde grond- slagpunten van elke dienst worden voorkomen. Een voortdurende bron van fouten kan dan worden uit geschakeld. De voor een grondslagbank vereiste kwaliteit kan worden bereikt door een bundeling van moderne puntsbepalingsmethoden, meetinstrumenten en re kentechnieken. Het ziet er naar uit dat de technische ontwikkelingen op dit gebied zover zijn gevorderd, dat de grondslagbank-gedachte in de praktijk uitvoerbaar lijkt te zijn. Het doel van de grondslagbank is het fundament te scheppen voor de landmeetkundige databanken, die nu en in de toekomst in ons land tot stand zullen komen. In de huidige situatie zal de grondslagbank reeds de basis kunnen vormen voor een aantal werk zaamheden. In de eerste plaats moet worden genoemd de digitale aanpak van de GBKN, die daarmee niet alleen de kartografische basis maar ook de landmeetkundige basis kan gaan vormen voor de in ontwikkeling zijnde databanken voor topografie en leidingen. In de tweede plaats wordt met de grondslagbank de kern geschapen, die nodig is voor de invoering van een coördinatenkadaster. De nieuwe bijhoudings metingen kunnen grotendeels met behulp van de grondslagbank in coördinaten worden bepaald, terwijl bestaande veldwerken, voorzover van voldoende kwaliteit, door herberekening kunnen worden herleid tot coördinatenbestanden. Ook hermeting blijft mo gelijk, waarbij wellicht varianten kunnen worden gekozen die reconstructie in het terrein zoveel moge lijk beperken. Verder is het denkbaar dat de bestaande bijbladen worden gedigitaliseerd, waarbij voor de aan sluiting aan het RD-stelsel gebruik wordt gemaakt van de gegevens, die zijn opgenomen in de grondslag bank. In de derde plaats kan de grondslagbank worden ge bruikt voor de conversie van leidingengegevens naar NGT GEODESIA 80 het RD-stelsel en de GBKN, waarbij vooral ook ge bruik zal kunnen worden gemaakt van de beschikbare numerieke informatie in de vorm van aanmetingen. In de vierde plaats tenslotte zal de grondslagbank een rol kunnen spelen als landmeetkundige grondslag voor technische werkzaamheden, zoals het ontwer pen van matenplannen, het inmeten van wegen, het verrichten van technische metingen e.d. Om nu een idee te krijgen van de technische en eco nomische haalbaarheid van de grondslagbank, wordt een globale schets gegeven van de realisatiemogelijk heden. Uitgangspunt vormt primair het net van gepu bliceerde punten van het stelsel der Rijksdriehoeks meting, bestaande uit RD-punten en hoofdpunten. Voorzover reeds punten van een lagere orde beschik baar zijn, kan dit alleen maar bijdragen tot een vereen voudiging van de realisatiemogelijkheden. Voor de verdichting van het gepubliceerde punten- veld van de Rijksdriehoeksmeting staat ons allereerst de kringnettenmethode ter beschikking [Polman, 1970]. Deze puntsbepalingsmethode heeft zich in de praktijk ontwikkeld tot een zeer bruikbaar systeem voor de eerste verdichting van het puntenveld van de Rijksdriehoeksmeting, waarbij grondslagpunten ont staan van een goede kwaliteit. Met deze methode kan een puntdichtheid van één punt per 4 km2 worden na gestreefd, d.w.z. landelijk 10.000 kringnetpunten. Op grond van ervaringen met deze methode worden de kosten ruwweg geschat op f 1.000,— per punt, zodat deze eerste verdichtingsfase een bedrag vergt van 10 miljoen gulden. Voor de tweede verdichtingsfase komt onder meer de fotogrammetrische puntsbepalingsmethode in aan merking. Recente ontwikkelingen op zowel instru menteel als op rekentechnisch gebied, maken het mogelijk thans coördinaten van punten te berekenen met een precisie van 5 cm [Chrzanowski, Dorrer, 1978]. Deze precisie is voldoende voor de bepaling van puntenvelden, mits de onderlinge afstand van de te bepalen punten niet te klein is. Gaan we uit van een onderlinge afstand van 500 m, dan is de afwijking in de schaal niet groter dan 1 cm/ 100 m. Op basis van deze norm zullen dan landelijk 200.000 fotogrammetrische punten kunnen worden bepaald. De kosten van een fotogrammetrisch be paald punt worden globaal geraamd op f 100, op basis van Duitse ervaringscijfers die in [Chrzanowski, Dorrer, 1978] zijn gepubliceerd. De tweede verdich tingsfase zal dus naar schatting 20 miljoen gulden gaan kosten. De derde en laatste verdichtingsfase is de inmeting van de harde topografie vanuit een detailgrondslag. In deze fase wordt de polaire opneming van detail punten gezamenlijk met de verkenning en meting van de detailgrondslag verricht. Men kan voor de polaire opneming volstaan met enkele goedgekozen punten per gebouw, waarna de overige punten van het ge bouw door middel van aanvullende metingen met de meetband rekenkundig kunnen worden bepaald. Ken merkend voor de detailgrondslagpunten is, dat zij geen blijvend karakter behoeven te hebben. De func tie van permanente landmeetkundige grondslag wordt immers overgenomen door de detailpunten die samen de harde topografie bepalen. De kosten van de detailmeting (incl. detailgrondslag) worden geschat opf 10,— per punt. Deze schatting is 225

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1980 | | pagina 7