226 gebaseerd op het uitgangspunt, dat per meetploeg- dag a f 1.200,— gemiddeld 200 detailpunten kunnen worden bepaald. De helft hiervan bestaat uit polaire punten, terwijl de andere helft wordt ingemeten met behulp van eigenmaten. De kosten van de (tijdelijke) detailgrondslag en de rekenkosten voor 200 punten worden gezamenlijk geschat op f 600, zodat 200 punten in totaal f 1.800,— zullen kosten. De kosten van één punt bedragen dan afgerond f 10, Gaan we uit van vier miljoen gebouwen met elk gemiddeld zes detailpunten, dan komen we voor deze derde fase op een bedrag van 24 miljoen x f 10, 240 miljoen gulden. De totale kosten van de terrestrische bepaling van de grondslagbank, bestaande uit alle detailpunten van de harde topografie, komen derhalve naar schatting op 270 miljoen gulden. Uiteraard is de geschetste werkwijze voor de realise ring van de grondslagbank nog zeer globaal en schetsmatig. De financiële raming is alleen gemaakt om een ruwe indruk te geven van de kosten, uit gaande van een blanco situatie waarbij geen grond slag beschikbaar is en geen gebruik wordt gemaakt van bestaande meetgegevens. Ook is bij deze raming aangenomen dat geen combinatie plaatsvindt met andere werkzaamheden, zoals hermeting, GBKN, ruil verkaveling en stadsmetingen. De bepaling van ge gevens voor de grondslagbank zal echter bijna altijd in combinatie met andere activiteiten kunnen plaats vinden. Met name de combinatie met GBKN-projec- ten ligt voor de hand. De kosten worden dan deels opgevangen door de besparingen die de grondslag bank oplevert voor de GBKN voor wat betreft de naverkenning. In bebouwde gebieden is vaak reeds gedetailleerde grondslag aanwezig, terwijl soms de harde topografie in de vorm van „straatwandenkaarten" reeds is inge meten. Door deze gegevens te gebruiken kan de grondslagbank in dergelijke gebieden aanmerkelijk goedkoper tot stand komen. De grondslagbank kan verder voor een belangrijk deel worden opgebouwd met behulp van meetgegevens in hermeten gebieden. Weliswaar is tot dusver slechts 35% van de oppervlakte van Nederland hermeten, maar een belangrijk deel daarvan betreft bebouwde gebieden. De daarvoor berekende grondslagen en de bijbehorende veldwerken kunnen mogelijk goed wor den gebruikt voor de realisatie van de grondslagbank. De feitelijke kosten van de grondslagbank zullen der halve aanzienlijk minder bedragen dan het geraamde bedrag van 270 miljoen gulden. Laten we eens aan nemen, dat een investering van 100 miljoen gulden nodig zal zijn om de grondslagbank landelijk te reali seren. Spreiden we deze investering over 20 jaar, dan is jaarlijks een bedrag nodig van 5 miljoen gulden. Vergelijken we dit met de huidige jaarlijkse kosten van kadastrale bijhoudingsmetingen, die in de orde liggen van 50 miljoen gulden, dan is de investering reeds ver antwoord als de grondslagbank een besparing op levert van 10% van de bijhoudingskosten. Deze be sparing lijkt haalbaar te zijn. Belangrijker echter dan een eventueel te behalen eco nomisch voordeel is, dat de grondslagbank het funda ment kan vormen voor de toekomstige landmeetkun dige en kartografische databanken, waarmee de kwaliteit van de daarin opgeslagen gegevens kan worden gewaarborgd. Als zodanig vormt de grond slagbank een goed alternatief voor een integrale her meting van ons land, die belangrijk meer dan het tien voudige zou gaan kosten. 5. Slot Het is duidelijk dat er nog veel onderzoek moet wor den verricht, voordat de grondslagbank systematisch kan worden aangepakt. Een eerste onderzoeksproject wordt thans uitgevoerd in het proefgebied Bathmen. Dit gebied is uitgekozen door de reeds vermelde werk groep Uniformering, om haar onderzoekswerk te toet sen aan een concrete praktijksituatie. Eén van de proefnemingen die zal worden uitgevoerd is de terrestrische bepaling van de harde topografie. Daarmee wordt de derde verdichtingsfase gesimu leerd, waarbij de eigenlijke grondslagbank wordt be paald. Deze fase is het meest bepalend voor de haal baarheid in technisch en financieel opzicht. De pre cisie van het te meten puntenveld zal op basis van een theoretisch model worden doorgerekend. Voorts wordt bekeken wat de meest praktische en doelma tige werkwijze is bij het meten t.b.v. de grondslag bank. Ook zal aandacht worden geschonken aan de economische aspecten. Ter vergelijking zal worden bezien in hoeverre de grondslagbank kan worden berekend door gebruik te maken van het bestaande archief van vaste punten en veldwerken. Tevens zal worden nagegaan welke pro blemen optreden bij de numerieke conversie van kadastrale veldwerkgegevens naar een coördinaten- kadaster, uitgaande van de vooraf bepaalde grond slagbank. Behalve het hier geschetste onderzoek in het proef gebied Bathmen wordt in enkele GBKN-projecten ge streefd naar een terrestrische opneming van de op stallen. Daarbij wordt bekeken in hoeverre de grond- slagbankgedachte kan worden ingebouwd in de GBKN-filosofie, met als doel de GBKN bruikbaarder te maken voor kadastrale metingen. De ervaringen, die worden opgedaan in die projecten, kunnen mede bijdragen tot het beoogde doel van de grondslagbank, namelijk het scheppen van een fundament voor de toekomstige landmeetkundige en kartografische data banken in ons land. Literatuur Baarda, W., D. de Groot en F. Harkink, 1956. Handleiding voor de Technische werkzaamheden van het Kadaster. II, 3. Chrzanowski, A. en E. Dorrer, 1978. Proceedings of Workshop on Standards and Specifications for Integrated Surveying and Map ping Systems. Wissenschaftlicher Studiengang Vermessungs- wesen, Hochschule der Bundeswehr Miinchen. Chrzanowski, A. en P. Steeves, 1977. Control Networks with Wall Monumentation: a Basis for Integrated Survey Systems in Urban Areas. The Canadian Surveyor, Volume 31, No. 3, p. 211 -77?. Klingenberg, F. en H. R. Andris, 1979. Erfahrungen mit dem Einsatz eines grapisch-numerischen Daten-verarbeitungssystem in der Katastervermessung in der Schweiz. F,I.G."symposium: Modern Technology for cadastre and land information systems. Ottawa. Koen, L. A. en L. Schipper, 1979. Kadaster en maatschappij. Geodesia, 21e jaargang, no. 9, p. 279-294. Polman, J., 1970. Kringnetten. Geodesia, 12e jaargang, no. 10, p. 183-186. Polman, J., 1977. Systeem detailmeting 76. Nederlands Geodetisch Tijdschrift, 7e jaargang, no. 4, p. 60-66. Polman, J., 1978. Een stap in de richting van een coördinaten- kadaster. Geodesia, 20e jaargang, no. 2, p. 35-44. Tegeler, W., 1979. Untersuchungen zur Neueinrichtung des Auf- nahmepunktfeldes. Nachrichten der Niedersëchsischen Vermes- sungs- und Katasterverwaltung. NGT GEODESIA 80

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1980 | | pagina 8