Eindadvies over nationale landschapsparken aan de
Tweede Kamer aangeboden
Staatssecretaris Wallis de Vries van Cultuur, Recrea
tie en Maatschappelijk Werk heeft op 22 mei j.l. het
Eindadvies over nationale landschapsparken aan de
Tweede Kamer aangeboden. Dit advies, opgesteld
door de Interdepartementale Commissie nationale
parken en nationale landschapsparken (de zgn.
„Commissie Verhoeve"), bouwt voort op het in 1975
verschenen interimadvies over dit onderwerp en is
mede gebaseerd op de sindsdien opgedane erva
ringen in een vijftal proefgebieden, t.w. Waterland,
Mergelland, de Veluwe, Noordwest-Overijssel en de
omgeving van Winterswijk. De regering, zo stelt de
staatssecretaris in een begeleidend schrijven, be
schouwt dit advies als een bouwsteen voor de Struc
tuurschema's natuur- en landschapsbehoud en open
luchtrecreatie, die binnenkort de procedure van de
planologische kernbeslissingen (PKB-procedure) zul
len gaan volgen.
De belangrijkste doelstelling van instelling van natio
nale landschapsparken is gebieden, waar op een rela
tief grote oppervlakte nog een grote rijkdom en ver
scheidenheid aan natuur, landschap en cultuurhisto
rie bewaard zijn gebleven, te vrijwaren van aantas
tingen in de vorm van o.a. het onzorgvuldig aanleg
gen en uitbreiden van woongebieden, industriecom
plexen, verkeerswegen en andere infrastructurele
voorzieningen, alsook te sterke schaalvergroting en
intensivering van de agrarische bedrijfsvoering. In
nationale landschapsparken moet worden getracht
om dergelijke ontwikkelingen, wanneer die geen reke
ning houden met de kwetsbare natuur of het streek
eigen karakter, om te buigen in een richting waarbij
dat wél wordt gedaan.
Daartoe wordt in het advies uitvoerig ingegaan op de
wijze waarop nationale landschapsparken zouden
moeten worden ingericht en beheerd en wat daarvan
in grote lijnen de consequenties zijn voor de land
bouw, het woon- en leefklimaat, de recreatie, de bos
bouw en andere ruimtelijke aspecten, zoals de aanleg
van wegen, de winning van delfstoffen e.d. Centraal
thema in de beschouwingen is hoe kan worden inge
speeld op de specifieke en karakteristieke kwaliteiten
van die gebieden. Algemene voorwaarde voor het
realiseren van nationale landschapsparken acht de
commissie behartiging van de sociaal-economische
en sociaal-culturele belangen van de bevolking die er
woont en werkt. Wat betreft de werkgelegenheid ziet
zij met name goede mogelijkheden voor het vergroten
van het aantal arbeidsplaatsen in de recreatieve sector
en het beheer en onderhoud van natuur en landschap,
alsmede in kleinschalige „schone" industrieën. In het
advies wordt aan de provincies een centrale rol toe
gekend bij het bestuur van nationale landschaps
parken. Als belangrijkste taak voor dit overheids
niveau wordt gezien het opstellen en uitvoeren van
een „beheers- en ontwikkelingsprogramma", dat kan
worden beschouwd als een „draaiboek" voor de
maatregelen die in een nationaal landschapspark wen
selijk worden geacht om bepaalde problemen op te
lossen en positieve ontwikkelingen te stimuleren. Rijk
en gemeenten, alsmede particuliere organisaties, die
nen daarbij optimaal te worden betrokken.
Een afzonderlijke wettelijke regeling wordt voor het
tot stand brengen van nationale landschapsparken
voorshands niet nodig bevonden. Waar het vooral op
aankomt is een goed gecoördineerde en „geconcen
treerde" toepassing van de bestaande instrumenten.
Wel moet er, zo nodig, beleidsmatige en financiële
ruimte worden gecreëerd om specifieke „extra"
maatregelen te nemen, bijv. in de sfeer van sanering
van verblijfsrecreatieve en infrastructurele elementen,
verhoogd welstandstoezicht, versterking van het pro
vinciaal apparaat, e.d.
De commissie heeft berekend dat, wanneer een natio
naal landschapspark in 20 jaar tot stand komt, er dan
gemiddeld ongeveer f 5,5 miljoen per jaar in zo'n ge
bied méér moet worden besteed dan thans het geval
is. Dat zijn dan zowel eenmalige (investerings-)kosten
als continue (beheers-(kosten. Daarvan zal de rijks
overheid het grootste deel voor haar rekening moeten
nemen, zo stelt de commissie. Eerst na afloop van de
PKB-procedure m.b.t. de Structuurschema's open
luchtrecreatie en natuur- en landschapsbehoud komt
vast te staan of het landschapsparkenbeleid in alge
mene zin weerklank vindt en welke gebieden voor de
status van nationaal landschapspark in aanmerking
komen. Volgens de commissie zou dat bij de volgende
gebieden het geval kunnen zijn: Texel, Terschelling,
Zuidwest-Friesland, het Noordenveld, Zuidwest-Dren-
the, Noordwest-Overijssel, Vecht- en Reggegebied,
Noordoost-Twente, de Graafschap, de omgeving van
Winterswijk, de Veluwe, de Gelderse Poort, het
Kromme Rijngebied, de Vechtstreek, Waterland, Cen
traal Noord-Holland, de omgeving van Bergen (N.H.),
Midden-Brabant, Midden-Limburg en Mergelland.
Na genoemde PKB-procedure is het aan de provin
ciale besturen om te bepalen of aan bepaalde gebie
den inderdaad de landschapsparkstatus wordt ver
leend. Zij moeten daartoe een voorstel indienen bij de
minister van CRM, die vervolgens door middel van
een „instellingsbeschikking" formeel de genoemde
status verleent. Daarmee wordt te kennen gegeven
dat het Rijk de Provincie (ook financieel) zal steunen
bij de verdere uitwerking van het beleid.
Van het eindadvies is een geïllustreerde populaire
versie vervaardigd, die schriftelijk kan worden aange
vraagd bij de afdeling Voorlichting van het Ministerie
van CRM. Datzelfde geldt voor een vouwblad, waarin
het eindadvies zeer beknopt wordt samengevat.
Persbericht van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maat
schappelijk Werk.
276
NGT GEODESIA 80