H (Vx"S (c1) V a p P H (v'x1) (c1) .V (cS ap P P P I p 310 Beschrijven we een eventuele fout in de waarne- mingsgreep door dan legt de vector (c|,) de richting vast waarin Ma is verschoven. De grenswaarden van de waarnemingen en de lengte M0Ma Vj/' voor deze alternatieve hypothese zijn dan te berekenen. Op dezelfde wijze kunnen grenswaarden voor andere alternatieve hypo thesen (andere vectoren (c'p)) worden bepaald. Als men in staat is alternatieve hypothesen (dus fou ten die mogelijkerwijs op kunnen treden) te formule ren, dan kan behalve d.m.v. de juistgenoemde toets op de verschuivingsgrootheid, de ö2-toets, ook ge richt op deze alternatieve hypothesen worden ge toetst m.b.v. de zgn. w-toets. Het principe van de w-toets is in figuur 5 in beeld ge bracht. De y^-deelruimte is hiertoe tweedimensioneel getekend, met loodrecht daarop weer de yp -deelruim te. (De x'-assen zijn weggelaten). Fig. 5. W-toets op Ha De waarnemingsgreep P met daarbij de afstand PP' V E uit de a2-toets zijn weer aangegeven, alsmede de vector (c'p), de richting waarin Map wordt gedacht. De projectie van deze vector op de yp-deelruimte levert de wp-as, waarop vervolgens de verschuivings grootheid KE wordt geprojecteerd; dit levert de toets- grootheid Wp. Als nu de alternatieve hypothese juist is zal de wp-as (afgezien van stochastische invloeden) samenvallen met M0 m p {P) en de toetsgrootheid wp groot zijn. De w-toets is een ééndimensionele toets, waarbij weer een X X (a0, (3, 1," kan worden berekend, waaruit de grenswaarden van de waarnemingen vol gen. De w-toets biedt de mogelijkheid de waarnemingen één voor één op fouten te toetsen: de zgn. data- snooping op conventionele alternatieve hypothesen. We hebben nu twee toetsen, de ö2-toets en de w- toets, die beide voor een gespecificeerde alternatieve hypothese grenswaarden leveren. Deze grenswaarden kunnen voor beide toetsen ver schillend zijn, n.l. als de I's niet gelijk zijn. Deze X's nu werden bepaald door de keuze van de toetsings parameters a en |f. We komen hiermee tot de essen tie van de B-methode van toetsen: X X (a ,1,-) X(a,3 O O O X's gelijk en ook de |3's gelijk, ofwel beide toetsen wijzen een bepaalde fout met gelijke kans aan. Zij leveren dus beide dezelfde betrouwbaarheid. Dit brengt dan wel met zich mee, dat als |30 en de a0 van de w-toets zijn gekozen, de a van de a2-toets vastligt en oploopt met het aantal voorwaarden. De kans op ten onrechte verwerpen van de S2-toets neemt hierdoor toe. In de praktijk is dit echter niet zo'n bezwaar, omdat dan toch de ó2-toets gevolgd wordt door de w-toetsen met hun kleine onbetrouw baarheidsdrempel u0. Goed, de toetsing levert nu dus eenduidig grenswaar den voor een bepaalde alternatieve hypothese. Be oordeling van de betrouwbaarheid aan de hand van deze grenswaarden is echter nog niet zo eenvoudig. Hoe vergelijken we bijvoorbeeld de grenswaarde van een richting met die van een lengte. Bovendien blijkt de grenswaarde van de ene waarneming ernstiger ge volgen voor de coördinaten met zich mee te brengen dan die van een andere waarneming, zelfs al zijn de grenswaarden gelijk. De beoordeling van de betrouwbaarheid kan dan ook het zinvolst geschieden aan de hand van de zgn. uit wendige betrouwbaarheid, d.i. de invloed van een fout ter grootte van de grenswaarde op de vereffende coördinaten. Deze invloed kan men nagaan door bij een waarneming een fout ter grootte van de grens waarde op te tellen en de aldus berekende coördina ten te vergelijken met de oorspronkelijke. Probleem hierbij is dat deze invloed afhankelijk is van de geko zen rekenbasis, zodat beoordeling moeilijk wordt; bo vendien gaat het om zeer veel getalletjes, die op deze manier zouden moeten worden beoordeeld. Daarom is gezocht naar een basisonafhankelijke grootheid voor de beoordeling van de uitwendige be trouwbaarheid. Deze is gevonden in de vorm van X, een maat voor de vervorming, die een fout ter grootte van de grenswaarde in een waarneming, veroorzaakt in de coördinaten. We zullen in figuur 6 ook X aan de hand van een plaat je illustreren. We gaan uit van figuur 4, waarin de lig ging van Map wordt vastgelegd door de afstand Vx in de yP-deelruimte en de richting van de vector (cj,). Als we nu bedenken, dat coördinaten functies van vereffende waarnemingen zijn, of ook dat coördina ten in het tweede standaardvraagstuk als onbekenden optreden, zal ook het punt dat de vereffende coördi naten voorstelt in de y„ -deelruimte moeten liggen. NGT GEODESIA 80

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1980 | | pagina 10