Grenzen aan meet- en maatafwijkingen*) door ir. P. G. Schwarz, stafmedewerker Hoofdafdeling Luchtkaartering bij de Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat. Keuren is verwant met kiezen! Het betekent onder scheid aanbrengen: dit wel, dat niet en daartussen een grens. Nauw keurig wil dan ook zeggen: binnen nauwe grenzen. Grenzen stellen en grenzen handhaven is fundamen teel in alle facetten van het bestaan. Grenzen stellen aan meet- en maatafwijkingen is een essentieel be standdeel van het werk van de landmeetkundige. Meten alleen is niet voldoende: Hij dient ervoor te zorgen dat de metingen voldoende nauwkeurig zijn. Zo zonder meer is nauwkeurig niet zo'n nauwkeurig begrip, omdat de aanduiding ,,nauw" volkomen rela tief is. Niet nader aangeduid of gekwantificeerd kan nauwkeurig vele betekenissen hebben. Hoe nauw moeten de grenzen worden gesteld? In algemene zin is op deze vraag geen antwoord te geven; het antwoord zal in het algemeen van pro bleem tot probleem verschillen. Voor de landmeet kundige valt de vraag altijd in twee deelvragen uiteen: 1Binnen welke grenzen kan hij met de diverse methoden en hun varianten zijn resultaten houden; waartoe stellen de technische mogelijkheden, waarover hij beschikt, hem in staat? 2. Binnen welke grenzen moét hij zijn resultaten hou den, opdat deze beschikbaar zijn en aan hun doel beantwoorden? De eerste vraag moet de landmeetkundige zélf kun nen beantwoorden, vooropgesteld dat hij terzake in derdaad een kundige is. Het is geen gemakkelijke vraag, dat zal toch eenieder die heeft geprobeerd zich de theorieën rond waarnemingsrekening, vereffening, precisie, toetsing en betrouwbaarheid eigen te maken hebben ervaren. Maar het antwoord op deze deel vraag kan binnen de landmeetkunde gevonden wor den. Dat geldt niet voor de tweede vraag, waarop het antwoord feitelijk door de opdrachtgever moet wor den gegeven. Natuurlijk is overleg noodzakelijk, maar primair zou toch het antwoord van de kant van de opdrachtgever dienen te komen. In de praktijk is het antwoord op de tweede vraag meestal toch nog moei lijker te vinden. Dé opdrachtgever bestaat vaak niet, of alleen maar formeel. Er zijn dan vaak vele ver schillende gebruikers. Is er wel een directe opdracht gever, dan mist deze veelal het inzicht en de speci fieke kennis om het antwoord op de vraag, hoe nauw de grenzen moeten worden gesteld, te kunnen geven. Ook zijn er gevallen, waarin gevolgen van afwijkingen domweg niet volledig te voorspellen zijn. Inleiding gehouden op 30 mei 1980 in Bunnik op de NGL- studiedag „Fouten maken en fouten zoeken". Wat ligt er dan meer voor de hand dan „aan de veilige kant" te willen blijven, door veel nauwere grenzen te verlangen dan min of meer gevoelsmatig nodig wordt geacht? Een voorbeeld vormen de profielmetingen op asfalt. Voor de bepaling van voor renovatie van het wegdek benodigde hoeveelheden asfalt wenst de opdracht gever, de met de uitvoering van het werk belaste directie van Rijkswaterstaat, een beschrijving van het bestaande wegoppervlak. Voor de punten in de dwarsprofielen eist men doorgaans een hoogtenauw keurigheid van 10 mm of beter. Maar wat betekent dat in een beschrijving met arbitrair gekozen profie len, bijvoorbeeld om de 25 meter Vaak wordt met het werk eerst vele maanden en soms zelfs enkele jaren later begonnen. Wat is er dan in tussen wel niet allemaal met het wegdek gebeurd? Eén opdrachtgever heeft, na veel overleg, de eisen verlaagd tot 2 a 3 cm. Dat is van grote betekenis; het opent de deur naar de toepassing van veiliger meet technieken op drukke snelwegen is het slecht werken! In dergelijke concrete en op zichzelf staande gevallen zou echter toch een scherpe bepaling van de grenzen, te stellen aan maat- en meetafwijkingen, mogelijk moeten zijn. De gevolgen van te grote afwijkingen zijn immers redelijk voorspelbaar. Dat is in veel mindere mate het geval bij de „gewone" landmeetkunde; het terrein van de puntsbepaling en dat van de detailmeting en -kaartering. Van te voren is vaak goeddeels onbekend wie de gegevens gaan ge bruiken, waarvoor en wanneer. Het op deze terreinen direct relateren van nauwkeurigheidsgrenzen aan de gevolgen van afwijkingen is vermoedelijk alleen in theorie mogelijk. Zoals het bijvoorbeeld heel goed mogelijk is de formules voor een kansberekening voor een meer-dimensionele normale verdeling op te schrij ven, terwijl de praktische mogelijkheden al bij de derde dimensie stoppen. Toch worden op deze terreinen grenzen gesteld en min of meer gewetensvol gehandhaafd. Als je je dan afvraagt, waarom een grens nu juist daar wordt ge steld, komt het antwoord niet zelden hierop neer: Wanneer we aan deze eis maar voldoen, leert de ervaring dat we geen narigheden behoeven te ver wachten". U weet wellicht reeds, dat één van de taken van de Meetkundige Dienst is de vervaardiging van groot schalige beheerskaarten van de kust, de primaire wa terlopen en de rijkswegen. De schaal varieert van 1 5000 tot 1 500, meest voorkomend zijn de schalen 1 2000 en 1 1000. Anders dan bij kleinschalige kaarten met hun veel verder gaande generalisatie en vertekening, dienen 318 NGT GEODESIA 80

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1980 | | pagina 20