deze grootschalige kaarten uiteraard binnen zekere grenzen geometrisch juiste afbeeldingen te zijn. Deze kaarten ontstaan in fasen in een produktiegang over verschillende afdelingen. In het geval van lucht- kaartering bijvoorbeeld onderscheiden we (in hoofd lijnen) de fasen voorbereiding, triangulatie, stereouit werking en kartografische afwerking. In iedere fase worden de nauwkeurigheidsnormen feitelijk zodanig gesteld, dat er met de gebruikte methoden en met goed vakmanschap aan kan wor den voldaan. Resultaat: kaarten waarin, afgezien van blunders, af wijkingen beperkt blijven tot enkele tienden van milli meters op de kaartschaal. Dit ondanks het feit dat het geometrisch gebruik van de kaarten doorgaans gering is. Klachten van opdrachtgevers betreffen zelden of nooit de precisie! Desondanks: wie mocht denken dat het produkt dus te nauwkeurig en derhalve te duur is, heeft geen gelijk! Loslaten van de nauwkeurigheidseisen zou meer werk opleveren dan wegnemen: Modelaanslui tingen, naverkenningen, montages van meerdere bla den, bijhouding, dat alles zou veel moeilijker worden. Want zij het dan doorgaans niet extreem precies, de opdrachtgever/gebruiker eist wel een fraaie kaart. De stelling dat de landmeter zelf hogere nauwkeurig heidseisen aan zijn werk moet stellen, dan de gebrui ker aan zijn resultaten, geldt waarschijnlijk op meer terreinen binnen de landmeetkunde. Psychologisch begeeft men zich, door het loslaten van zekere nauw keurigheidsnormen, ook gemakkelijk op een hellend vlak. Minder eisen, dan wat bij goed vakmanschap beslist haalbaar is, demotiveert en leidt al te snel tot ongeïnteresseerd en slordig werken, met alle gevol gen van dien. In dit verband vergelijkbare problemen doen zich voor bij de digitale kaartering het langs digitale weg ver vaardigen van een grafisch eindprodukt. Objecten worden, hetzij direct in het terrein, hetzij in een foto- grammetrisch model, gedigitaliseerd. De gegevens worden, deels interactief, bewerkt en tenslotte met een automatische tekentafel uitgetekend. Als gevolg van de beperkte en variërende idealisatie- en aanmeetprecisie, worden in dit proces een aantal afwijkingen maar al te zichtbaar (Zie de figuren 1 en 2): Evenwijdige rechte lijnen zijn niet meer recht, noch evenwijdig. Volkomen gelijke erkertjes aan een rijtje huizen maken, na het proces dat ze moesten doorlopen, ook een wat minder gelukkige indruk. De kartograaf, die het kaartblad moet afwerken, kan dit alles nog onmogelijk, zoals vroeger in het grafisch- analoge proces, verfraaien: Wat laat je zitten, wat ga je „verbeteren"? De aandacht verslapt en men is aan geland op hetzelfde, al eerder genoemde hellende vlak. Welk vertrouwen zou u, als opdrachtgever/ gebruiker in een kaart hebben, waarin zelfs de erker tjes aan de huizen al niet kloppen? De consequentie is: Veel tijd besteden aan vaak op zich volkomen onbelangrijke delen van de kaartin- houd, met als doel het behalen van dezelfde, schijn bare nauwkeurigheid als in het grafisch-analoge proces. Raar, maar waar. Nu werd de term „nauwkeurigheid van een kaart" al enkele malen gebruikt, overigens zonder dat daarvan een omschrijving of definitie werd gegeven. Dat is niet zonder reden; een scherpe omschrijving of defini tie is er namelijk niet, althans zeker niet in hanteer bare, toepasbare zin. Op dit terrein zal nog veel werk moeten worden verzet. Ook werd tot dusverre gesproken van afwijkingen en grenzen aan afwijkingen en hun ontstaansgrond, maar niet over de aard van de afwijkingen. Bekend is het onderscheid dat moet worden gemaakt tussen enerzijds afwijkingen, die samenhangen met het on vermijdelijke stochastische karakter van metingen, en anderzijds afwijkingen, die daaruit niet te verklaren zijn. De eerste categorie afwijkingen treedt onvermijdelijk op, dus ook onder normale of gunstige omstandig heden en bij goed vakmanschap. Dit type afwijkingen laat zich beschrijven met kansverdelingen op althans praktisch-beperkte variatiegebieden, die nauw of minder nauw kunnen zijn. Gesproken wordt dan van hoge of geringere precisie. Praktisch gesproken kun nen grenzen aan meetafwijkingen weinig nauwer worden gesteld dan de grenzen van het praktische variatiegebied. Bij afwijkingen, die niet uit het stochastische karakter te verklaren zijn, kunnen we stellen dat er iets mis is. Dat wil zeggen: er gebeurt iets anders in het meet- en rekenproces dan we denken en willen. Dit type afwijkingen kan elke grootte aannemen. Ook geldt, dat deze afwijkingen in zekere mate onvermij delijk optreden, dus ook onder normale omstandig heden en bij goed vakmanschap zij het uiteraard veel minder dan bij slecht vakmanschap. We kunnen in dit verband denken aan storingen in meetappara tuur, vergissingen (blunders), enz. Betrouwbaarheid is de mate van gecontroleerdheid op het voorkomen van deze afwijkingen. Nu stelden we: Bekend is het onderscheidMaar die bekendheid geldt vrijwel alleen binnen de land meetkundige kring. Een standaardafwijking wordt door sommige opdrachtgevers opgevat als ,,een ver ontschuldiging vooraf" voor slordig werk. Hoe zou men aan de opdrachtgever kunnen „verko pen", dat de resultaten niet alleen behept zijn met afwijkingen tot 2 a 3 keer de standaardafwijking, maar dat tevens ook nog afwijkingen die 5 a 10 keer zo groot zijn voor kunnen komen? Vermoedelijk is be trouwbaarheid een onderwerp dat in het overleg met opdrachtgevers niet zo vaak ter sprake komt. In de aanvang werd gesteld: Metingen moeten vol doende nauwkeurig zijn. Dit kunnen we vertalen naar: voldoende precies en voldoende betrouwbaar. Dit vereist een meetopzet, die ten eerste voldoende pre cisie geeft en ten tweede voldoende controlemogelijk heden biedt. Controlemogelijkheden, die men dan ook zo scherp mogelijk moet kunnen benutten. De Meetkundige Dienst spant zich in om de Delftse ana lysemethoden te implementeren en operationeel te maken. Daardoor wordt verbetering verwacht, met name op het gebied van foutopsporing, echter tot op het niveau van de puntsbepaling. De grote massa van het detailmeetwerk onttrekt zich aan deze analyse methoden. Denkt u eens aan de vele enkelvoudig bepaalde detailpunten en aan het ontbreken van of de onjuistheid van kaartgegevens. Ook op dit gebied kan en moet nog veel inspanning worden geleverd om te komen tot verbeterde check- en controleprocedures. NGT GEODESIA 80 319

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1980 | | pagina 21