Fig. 1. Overzicht kringnetten. 1970 bij het Kadaster de belangrijkste grondslagen d.m.v. kringnetten worden bepaald. In de praktijk worden de hoofdpunten zelfs alleen volgens deze methode gemeten en berekend. De klassieke punts- bepalingsmethoden, gewoonlijk veelhoeksmeting, worden alleen nog maar gebruikt voor detailgrond slagen. Tot dusver zijn door het Kadaster 195 kringnetten gemeten; 40% van Nederland is thans bedekt met kringnetten. De spreiding van de kringnetten over Nederland is in figuur 1 in beeld gebracht. Voor wat betreft de aanpak t.a.v. de verkenning, toet sing en berekening van de kringnetten het volgende: De verkenning van een kringnet wordt vóór de meting niet d.m.v. berekeningen beoordeeld. Dit om de voortgang van de werkzaamheden niet al te zeer te belemmeren. Na de meting worden echter wel grens waarden berekend. De beoordeling van de verkenning geschiedt daarentegen aan de hand van enige ver- kenningsregels, die op grond van ervaringen zijn op gesteld. Eén van de belangrijkste verkenningsregels is dat een kring ten hoogste 20 zijden mag bevatten, wanneer elke zijde van de kring ook deel uitmaakt van een andere kring. Als dit niet het geval is, dan maximaal 10 zijden per kring. De kwaliteit, die wordt nagestreefd, is geen vertaling van eisen die de maatschappij stelt, maar wat in de praktijk haalbaar is zonder extra hoge kosten te maken. In dit verband wordt voor de standaardaf wijkingen van de richtingen en lengten respectievelijk 7 dmgr en 1,5 cm aangehouden. Deze waarden zijn afgestemd op wat in de praktijk haalbaar is bij normale werkmethoden. Extra inspanningen blijken veelal niet tot veel betere resultaten te leiden, terwijl slechter meten i.h.a. geen of weinig tijdwinst oplevert. In de praktijk blijken de grenswaarden van de lengten bij een onderscheidingsvermogen van 80% en een onbetrouwbaarheid a0 van 1Voo meestal kleiner te 324 zijn dan 20 cm. De grenswaarden van de richtingen zijn meestal kleiner dan 80 dmgr. U zou natuurlijk kunnen stellen dat het niet juist is dat precisie en betrouwbaarheid van het verkende net niet voor de meting worden beoordeeld aan de hand van criteria, die zijn gebaseerd op de behoefte van de maatschappij. U moet dan echter bedenken dat, afge zien van de praktische problemen bij het peilen van de behoefte van de maatschappij, de uiteindelijke kwali teit van het gemeten net niet alleen afhangt van pre cisie en betrouwbaarheid, maar ook van het aantal fouten of van het percentage fouten dat is gemaakt. Immers niet alle fouten worden bij de toetsing ont dekt; een gedeelte wordt niet ontdekt. En naarmate er meer fouten worden gemaakt, blijven er dus meer niet-ontdekte fouten over. En deze laatste bepalen uiteindelijk in belangrijke mate de kwaliteit van het net. Het vermijden van fouten levert dus een belang rijke bijdrage aan de kwaliteit. Het aantal fouten dat wordt gemaakt, wordt door velerlei factoren bepaald. In de eerste plaats natuurlijk door de ervaring en de kwaliteit van de waarnemer. Maar daarnaast ook door factoren als organisatie en zorg, welke aan de grondslagbepaling worden be steed Bij de toetsing van de metingen d.m.v. de w-toets wordt een onbetrouwbaarheid van 1°/oo gehanteerd. Om een indruk te krijgen van het aantal overmetingen is een kleine steekproef uitgevoerd. Enige resultaten van deze steekproef, gebaseerd op gegevens van een dertigtal gemeten kringnetten, zijn weergegeven in figuur 2. Het percentage overgeme ten lengten is ongeveer het dubbele van het percen tage overgemeten richtingen. Het aantal overmetin gen blijkt gemiddeld 1,5% te bedragen. Per kring- net verschilt het aantal overmetingen sterk: 5% over metingen komt ook voor. Uit een steekproef gebaseerd op gegevens van een dertigtal ge meten kringnetten blijkt dat: 1 van het aantal richtingen wordt overgemeten; 2% van het aantal afstanden wordt overgemeten. Gemiddeld wordt 1,5% van de metingen overgemeten. type fout frequentie in van totaal aantal overmetingen fout t.g.v. excentrische opstelling prisma's (bij afstandmeting) 5 hellingshoek 10 verwisseling punten 10 schrijffouten 10 overige fouten (gedeeltelijk onverklaarbaar) 35 70 ten onrechte overgemeten 30 totaal 100 Conclusie: Het aantal ontdekte fouten is (^x 1,5) i1% van het aantal metingen. Fig. 2. De fouten kunnen van velerlei aard zijn, zoals: foute centreringen, schrijffouten, onjuist reduceren van de schuine afstand e.d. Voor wat de orde van grootte van de fouten betreft: Het merendeel van de fouten in de richtingen ligt tussen de 30 en 100 dmgr. Bij de af standen ligt het merendeel van de fouten tussen de NGT GEODESIA 80

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1980 | | pagina 26