10 cm en 1 m. Opmerkelijk is dat van een groot aantal fouten de oorzaak niet kan worden achterhaald. In een aantal gevallen blijkt dat bij overmeting geen noemenswaardig verschil optreedt; er is dan ten on rechte overgemeten. Uit de steekproef blijkt dat dit percentage 30% van het aantal overmetingen en dus 4,5°/oo van het aantal metingen bedraagt. Het aantal ontdekte fouten bedraagt dan 1% van het aantal metingen. Omdat overmetingen vanwege de verspreide ligging extra tijd kosten, kan gezien het feit dat het aantal overmetingen gemiddeld 1,5% bedraagt, worden ge steld dat de kosten van de overmetingen ongeveer 2 3% bedragen van de kosten van de eerste me tingen. Dat fouten bij de toetsing niet altijd worden ontdekt, laat het voorbeeld in figuur 3 zien. Op het kaartje zijn in vette lijnen de zijden van een kringnet aangegeven. 39 Fig. 3. Dit kringnet werd enige tijd later opgenomen in een groter kringnet; de uitbreiding is in dunne lijnen aan gegeven. De berekende grenswaarden van de geme ten lengten van het in vette lijnen aangegeven kring net zijn in recht schrift vermeld; de grenswaarden van het totale net in cursief schrift. De metingen van het deelnet zijn weer gebruikt bij de berekening van het totale net. Na de berekening en toetsing van het totale net bleek, dat de coördinaten van de punten 39 en 41 belangrijke verschillen te zien gaven met de coördinaten van deze punten, zoals deze in het deelnet waren berekend. Na onderzoek bleek dat bij het reduceren van de gemeten schuine afstand 39-41 bij het deelnet de hellingshoek foutief was overgenomen uit het hoekmeetformulier. Bij de toetsing van het deelnet was deze fout niet ontdekt. De berekende w-grootheid bedroeg n.l. 2,9 bij een kritieke waarde van 3,29. Bij de berekening van het totale net was geen gebruik gemaakt van de al gere duceerde afstand 39-41, maar was de gemeten schui ne afstand opnieuw gereduceerd en nu gelukkig m.b.v. de goede hellingshoek. Het verschil tussen de beide gereduceerde afstanden bedroeg 17 cm en is ongeveer even groot als de berekende grenswaarde. Er was dus een kans van 20% dat deze fout bij de toetsing van het deelnet niet werd ontdekt. Deze kans werd dus helaas benut! Rest nog te vermelden dat het niet ontdekken van de voormelde fout in het deelnet weinig nadelige gevol gen heeft gehad, omdat de berekening van het totale NGT GEODESIA 80 net binnen een jaar na de berekening van het deelnet is uitgevoerd. In het algemeen zullen de niet-ontdekte fouten echter wel schade kunnen veroorzaken. De hoeveelheid schade zal afhankelijk zijn van de grootte van de fou ten en van het gebruik dat van de grondslag wordt gemaakt. Het zal bijv. een groot verschil uitmaken of de grondslag voor de bouw van een tunnel of voor het vervaardigen van een kadastrale kaart wordt gebruikt. Het kwantificeren van de schade, die als gevolg van de niet-ontdekte fouten kan worden verwacht, is zeer moeilijk. Geschat moet n.l. worden welke extra kos ten nodig zijn om de nadelige gevolgen van de fouten te elimineren. Dit is vooral erg moeilijk, wanneer de gevolgen van de fouten zich niet op korte termijn openbaren, maar pas na lange tijd zichtbaar worden. Bij het Kadaster zal dit laatste gewoonlijk het geval zijn. Fouten, die in de coördinaten van punten afwijkingen veroorzaken, op de kadastrale kaart kleiner dan bij voorbeeld 0,2 mm, zullen i.h.a. geringe schade op leveren. Het Kadaster gebruikt de grondslagen im mers voornamelijk voor kaartvervaardiging. Grenzen worden weliswaar dikwijls vastgelegd m.b.v. grond- slagpunten; de reconstructie van deze grenzen ge beurt echter maar zelden m.b.v. coördinaten. Bij een grafische werkwijze zullen kleine niet-ontdekte fouten dus maar weinig problemen opleveren. Bij een digitale verwerking van detailmetingen kunnen deze kleine fouten evenwel meer problemen opleveren, als de coördinaten die t.b.v. de kaartering zijn berekend ook t.b.v. de reconstructie worden gebruikt. Een geluk kige bijkomstigheid hierbij is echter dat bij een digitale verwerking van detailmetingen, overgebleven fouten in de grondslag waarschijnlijk sneller zullen worden ontdekt. Fouten, die zo groot zijn dat bij de kaartering van detailmetingen problemen ontstaan, zullen extra kaar- teerwerk veroorzaken. Ook kan het gebeuren dat naderhand de kaart moet worden gewijzigd. De kos ten hiervan zullen in het gunstigste geval al gauw f 100,— of in tijd twee tekenaarsuren bedragen. De kosten kunnen echter ook oplopen tot een veelvoud van dit bedrag, bijv. tot f 2.000, Helaas zijn er onvoldoende gegevens beschikbaar om de schade die gemiddeld door een niet-ontdekte fout wordt veroorzaakt, goed te kunnen kwantificeren. Desondanks heb ik toch getracht, zij het globaal, na te gaan of de schade veroorzaakt door de niet-ont dekte fouten verantwoord is in relatie tot de kosten van het net en tot de kosten van het overmeten. Om een en ander te kunnen vergelijken is het nodig na te gaan hoe groot de schade gemiddeld per meting is. Daarvoor moeten we eerst bepalen hoe groot het percentage niet-ontdekte foutieve metingen is dat be langrijke schade veroorzaakt. Omdat hierover geen empirisch bepaalde gegevens beschikbaar zijn, is de volgende redenering toegepast. Als wordt verondersteld dat alleen fouten, die groter zijn dan de grenswaarden, van belang zijn, dan mag worden aangenomen dat globaal 10% van die fouten niet worden ontdekt. Omdat uit de al eerder vermelde steekproef is gebleken dat het percentage ontdekte fouten 1% van het aantal metingen bedraagt, kan worden gesteld dat het aantal niet-ontdekte fouten, die groter zijn dan de grenswaarden, ongeveer 1°/oo 325

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1980 | | pagina 27