Forumdiscussie
Samenvatting van de forumdiscussie naar aanleiding van de inleidingen van prof. ir.
W. Baarda, ir. H. M. de Heus, ir. P. G. Schwarz, ir. T. A. Nieman, ir. L. Schipper en
ir. G. H. te Kronnie.
De heer Waalewijn wil graag op hetgeen prof. Baarda
in zijn lezing heeft gezegd inhaken. Hij is van mening
dat prof. Baarda een grove fout heeft gemaakt door te
suggereren, dat zijn aandeel in de ontwikkeling van de
geodesie te bagatelliseren is. Prof. Baarda heeft in zijn
betoog zijn werk zijn levenswerk zou moeten wor
den gezegd in grote lijnen belicht. Werk, dat is ge
baseerd op dat van prof. Tienstra, die in één van zijn
publikaties heeft geschreven: ,,Er ligt een rijke akker
te wachten op de oogster". Gelukkig heeft hij bij zijn
leven nog geweten wie die oogster zou zijn: prof.
Baarda. Deze heeft zich niet alleen beperkt tot het
oogsten; hij zaaide opnieuw wat hij geoogst had en
het is goed opgekomen. Hij heeft niet alleen op de
akker gewerkt, maar zich ook begeven in het vaak
ondoordringbare oerwoud rondom de akker en daar
de paden aangegeven, waarin de geodeten van de
toekomst hun weg zullen kunnen vinden. De heer
Waalewijn is van mening dat dit in het kader van deze
studiedag wel eens gezegd mocht worden.
De deelnemers van de studiedag geven met een wel
gemeend applaus blijk van hun instemming met het
geen de heer Waalewijn heeft gezegd.
De heer Van der Weert vraagt prof. Baarda naar het
verband tussen zijn theoretische beschouwingen en
de praktijk. De vrij theoretisch opgezette HTW geeft
een aantal praktische regels, waarmee men in het
kader van de puntsbepaling moet werken. Verande
ren die regels door het nieuwe inzicht, of zal men in de
toekomst „minder HTW in de grondslagen moeten
doen en iets meer Baarda"?
Prof. Baarda antwoordt hierop dat door de ontwikke
ling van de techniek en de hiermee gepaard gaande
vrijkomende informatiestroom, het niet meer mogelijk
is om alles te overzien. De huidige HTW dient te wor
den aangepast. Deze aanpassing hoeft niet te leiden
tot een nieuwe HTW. Wellicht kan een soort „black
box" worden ontworpen waaruit men, na invoering
van bepaalde gegevens (bijv. de informatie van de op
drachtgever), een voor de technici interpreteerbare
uitvoer kan krijgen. Men hoeft dan niet meer aan de
verschillende methoden te toetsen omdat de black
box één algemene (voor alle landmeetkundige werk
zaamheden) toepasbare methode bevat. De voor
delen van deze black box zijn verder, dat men niets
met de theorie te maken krijgt (deze wordt in de black
box ingebouwd) en doordat men vragen moet formu
leren, wordt men doelbewuster voor wat de uitvoe
ring van metingen en berekeningen betreft. Men kan
zich nu toeleggen op optimalisering, omdat voor de
praktijk een antwoord wordt gegeven op de vragen:
Hoe zit het met de kostenverdeling en wat is de in
vloed van fouten die werkelijk worden gemaakt?
In de voordracht van de heer De Heus is getoond dat
die optimalisering wordt gericht op een doelstelling.
Deze doelstelling is niet zoals in de revolutionaire tijd
van de jaren '70 een objectieve, maar een contract
tussen mensen. Er bestaat helemaal geen werkelijk
heid of waarheid wat betreft die doelstelling; het be
tekent gewoon dat er op een bepaald niveau een soort
sociaal contract wordt gesloten en dat de geodeet tot
taak heeft dit met behulp van de black box weer te
vertalen in een verwerkbaar iets. Verder zal iedereen
de black box kunnen gebruiken. Hiervoor zal geen
studie aan de TH nodig zijn, behalve als de black box
geen antwoorden geeft. Dan zal men waarschijnlijk
tijdelijk een universitaire groep moeten aantrekken om
te zorgen dat die antwoorden wel worden gegeven.
De uitvoer van de black box moet zo worden gecom
primeerd dat een enkeling de consequenties kan over
zien. Prof. Baarda en zijn medewerkers hebben hier
aan al het nodige gedaan. De betrouwbaarheidstheo
rie is tot één parameter samengedrukt, n.l. V\. Verder
is een criteriummatrix gebouwd, waar ook weer een
paar parameters inzitten. Hiervoor zullen later wat
richtlijnen worden gegeven, die nu al worden ont
wikkeld.
Deze paar dingen en de criteriummatrix-para-
meters) zijn voldoende voor de man van de praktijk.
Deze weet dan precies wat hij doet: Hij kan zeggen, ik
doe het wel of ik doe het niet. Dat is dan zijn eigen
verantwoordelijkheid. De praktijk krijgt straks een
hanteerbaar iets, n.l. een HTW van één A4-tje.
De heer De Kruif zegt de indruk te krijgen dat dat A4-
tje en de black box alles is. Daarmee is hij het niet
eens. Het comprimeren van de theorie en de program
matuur hiervoor moet naar zijn mening vergeleken
worden met een stuk gereedschap, bijv. een hamer.
Een goed timmerman kan met een hamer iets maken,
maar met een goede hamer kan een slecht timmer
man geen goede meubelen maken. Naast die HTW
van één A4-tje en een aantal richtlijnen is toch een
stuk vakkennis nodig om dit alles goed te interpre
teren en goede beslissingen te nemen, bijv. met be
trekking tot overmeten, of de keuze van andere para
meters. Hij denkt, dat men de eerste tien jaar nog niet
zover is, dat op een eenvoudige wijze parameters
kunnen worden gekozen.
Als voorbeeld uit eigen ervaring noemt hij een defor
matiemeting bij de verplaatsing van olietanks. Hierbij
bestond ook de mogelijkheid te kiezen uit verschil
lende parameters. Toen aan de grondmechanicus
werd gevraagd hoe de olietanks zouden kunnen be
wegen, antwoordde deze dat er daarvoor juist moest
worden gemeten. Als aan hem de maten van de ver
schuivingen werden opgegeven, zou hij bezien hoe
deze verschuivingen tot stand kwamen. Zoals de
heren Te Kronnie en Nieman eerder in hun lezing
hebben aangeduid, is zo'n samenspel soms erg moei
lijk. Hij denkt dat, behalve de geodeet, ook de civiel-
technicus en anderen mee moeten denken.
330
NGT GEODESIA 80