reacties
maire waterpassing 1926" opgesteld. In de loop der
jaren werd deze instructie regelmatig bijgesteld. Voor
geschreven werd o.m. hoe instrument en baken dien
den te worden opgesteld, welke de maximale afstand
per slag mocht zijn en in welke volgorde moest wor
den afgelezen.
Hoofdstuk 7: Aansluiting met Duitsland en België
Met het Duitse net werden een zevental en met het
Belgische net een drietal aansluitingen gewaterpast.
Hoofdstuk 8: Reductie van de waarnemingen
Bij de meting van een waterpasnet is het onvermijde
lijk, dat de diverse trajecten die in een knooppunt
samenkomen op verschillende tijdstippen zijn geme
ten. In combinatie met deze niet-synchrone metingen
speelt de stabiliteit van het peilmerk, dat als knoop
punt optreedt, een belangrijke rol. M.b.v. extra con
trolesecties werden knooppuntscorrecties berekend.
De waarnemingen zijn tevens gecorrigeerd voor de in
vloed van de zwaartekracht: de orthometrische cor
rectie. Werden meerdere gemeten hoogteverschillen
samengevoegd, dan werden hiervoor gewichtscoëffi
ciënten berekend.
Hoofdstuk 9: De vereffening
Het net is zodanig samengesteld, dat nagenoeg alle
lijnen van de eerste nauwkeurigheidswaterpassing er
in voorkomen. Overigens is het net aanzienlijk uitge
breider. Ten einde het net met de hand te kunnen ver
effenen werd een „vereffeningsnet" uitgeselecteerd,
bestaande uit 26 kringen, waarin de meeste onder
grondse merken van de eerste orde voorkomen. Te
vens werden een aantal Duitse trajecten in dit net
opgenomen. De vereffening geschiedde volgens het
eerste standaardvraagstuk. De trajecten die niet in dit
vereffeningsnet zaten werden afzonderlijk vereffend,
uitgaande van de hoogten die in dit net waren be
rekend.
Hoofdstuk 10: Nauwkeurigheid van metingen en
resultaten
Het waarnemingsmateriaal is op verschillende wijzen
onderzocht. Onderzocht werden o.rh.:
de invloed van de systematische fout in het ver
schil tussen heen- en teruggang;
de invloed van de trajectlengte;
de nauwkeurigheid van de berekende hoogten;
de relatie tussen standaardafwijking en sectie
lengte;
de relatie tussen standaardafwijking en slaglengte.
Berekend werden o.m.:
de standaardafwijking (UR) van 1 km waterpas
sing, berekend als gemiddelde van heen- en terug
meting;
de standaardafwijking Uf) uit de trajectverschil-
len;
de standaardafwijking (UF) uit de kringsluittermen;
de standaardafwijking (m) uit de netsvereffening.
De resultaten van de eerste en de tweede nauwkeu
righeidswaterpassing werden vergeleken; met Am
sterdam als uitgangspunt geeft dit in het zuiden des
lands overwegend rijzingen te zien en in het noorden
en westen uitsluitend dalingen.
Hoofdstuk 11: Waarnemingen en uitkomsten
Hierin is de volledige staat van waarnemingen en uit
komsten opgenomen, zodat deze toegankelijk zijn
voor (eventuele) verdere onderzoekingen.
ing. W. A. van Beusekom
OVER DE TIJDSTIPPEN VAN ZONSOPGANG EN
ZONSONDERGANG IN NEDERLAND
In mijn artikel over de tijdstippen van zonsopgang en
zonsondergang in Nederland in het maartnummer van
de jaargang 1980 van dit tijdschrift (p. 97-p. 105) is
helaas een fout geslopen; weliswaar geen grote, maar
wel een principiële. Alle door mij in tabel 1 (kolommen
6 en 7) berekende tijdstippen van zonsopgang en
zonsondergang in Utrecht moeten met 0,85 minuut
worden vermeerderd.
Immers op p. 99 (rechterkolom regel 26 v.o.) heb ik
ten onrechte vermeld dat op de nulmeridiaan van
Greenwich de middelbare zon om 12 uur E.T. door het
zuiden gaat, terwijl dit 12 uur U.T. (G.M.T.) had
moeten zijn. Uit de afleiding, die op de regels 1 t.m.
17 v.o. in die rechterkolom is vermeld, volgt dus dat in
Utrecht de middelbare zon elke dag van het jaar de
meridiaan niet om 12u38,67m M.E.T. (regel 2 v.o.)
passeert, maar om 12u39,52m (12u39,51m).
Daar de tijdvereffening e op 1 februari 13,53m is
(p. 100 links, regel 12 v.b.) en de uurhoek t van de zon
4u32,13m (p. 99 links, regel 13 v.o.), berekent men
het tijdstip van zonsopgang voor die dag op 12u39,52m
13,53m 4u32,13m 8u21m en dat van zonsonder
gang op 12u39,52m 13,53m 4u32,13m 17u25m.
Beide bedragen zijn (afgerond) één minuut hoger dan
die in tabel 1. De gemaakte fout is uiteraard niet van
invloed op de lengte van de dagboog 2t 9u04m.
In tabel 2, waar de tijdstippen van zonsopgang en
zonsondergang in Utrecht vergeleken zijn met de
waarden uit de Enkhuizer Almanak en het scheur-
kalenderblok, behoren de bedragen in de kolommen
4, 5, 8, 9, 10 en 11, behoudens een zeer kleine af-
rondingsfout, eveneens met één minuut te worden
vermeerderd. Dit maakt dat de afwijkingen in de ko
lommen 8 en 9 tot zeer kleine bedragen worden gere
duceerd, doch dat die in de kolommen 10 en 11 aan
merkelijk slechter worden.
Dr. G. van Herk, vroeger verbonden aan de Leidse
Sterrenwacht, heeft mij medegedeeld dat de bereke
ningen voor de Enkhuizer Almanak zijn uitgevoerd
door de heer Schoenmaker, eveneens verbonden aan
de Leidse Sterrenwacht. Deze heeft daarbij voor het
lengteverschil tussen de meridiaan van 15° ooster
lengte en de Domtoren 40 tijdminuten gebruikt in
plaats van het meer nauwkeurige bedrag (9°52'41,9"
15°) uur 39,51m (p. 99 rechts, regel 2 v.o.).
Elk van de 37 waarden in de kolommen 8 en 9 van
tabel 2 zou dus met 0,85 0,49 1,34 minuut moe
ten worden vermeerderd. Hun som 37 x 1,34 50
minuten komt uitstekend overeen met de bedragen
52 en —51 minuten aan de voet van die kolommen.
Daar de bedragen in de kolommen 8 en 9 van tabel 4
juist zijn, moeten behalve de waarden in de kolommen
10 en 11, ook die in de kolommen 12 en 13 van die
tabel met (afgerond) één minuut worden vermeer
derd.
N. D. Haasbroek
336
NGT GEODESIA 80