komen dat de boven bedoelde voorafgaande aan meting niet de code abcd draagt, maar een andere. In dit geval wordt ,,1abcd" ingetoetst, waarna via de software wordt bewerkstelligd dat toch de juiste lijn wordt getekend. Op soortgelijke wijze zijn er mogelijkheden om: a. een lijn te onderbreken; b. door drie punten een cirkelboog te tekenen; c. het vierde hoekpunt van een rechthoek te con strueren; d. door een punt een lijn evenwichtig aan een andere lijn te tekenen; e. een punt van twee object-/typecodes te voorzien t.b.v. het tekenen van driesprongen enz. Ongetwijfeld zullen er in de toekomst meer speciale bewerkingscodes ontstaan om de flexibiliteit te velde nog verder te verhogen. Het meer of minder fre quente gebruik van deze speciale codes zal o.m. af hangen van de persoonlijke voorkeur en het geoefend zijn van de landmeter. In de huidige versie van het systeem zijn de codes 80xx t.m. 99xx gereserveerd voor het meten van de meetkundige grondslag. Met de nummers xx(01 -90) worden per meetproject de grondslagpunten be noemd, terwijl de coderingen 80 t.m. 99 gegevens t.a.v. de te meten grootheden (referentierichting, referentiehoogte enz.) bevatten. Alle bovengenoemde codes worden in de zeven- cijferige puntnummerkolom van de meetblokken on dergebracht. In het bijzonder voor degenen die be kend zijn met de Tachymat, zij nog vermeld dat aan het begin van een meting op een standplaats een zo genaamd lopend puntnummer (9998000) wordt inge bracht, dat hoger is dan enig ander codegetal. Dit op lopende nummer wordt automatisch toegekend aan metingen die de landmeter niet heeft gecodeerd, ter indicatie dat de voorgaande codering nog geldt. Op deze wijze bleek het mogelijk de meetprocedure te vereenvoudigen en te versnellen. In informatieblokken worden administratieve gege vens, de namen (nummers) van vaste punten en de coördinaten/hoogten hiervan geregistreerd, als mede enkele correctiecodes waarmee annulering of correctie van eerder ingebrachte gegevens mogelijk is. Met behulp van deze blokken zal in de toekomst ook een database van grondslagcoördinaten toe gankelijk zijn. Tenslotte resteren er nog ruimschoots voldoende coderingsmogelijkheden om bijvoorbeeld, naast de hier genoemde standaardset van 90 terrein elementen, speciale sets te formuleren, die voor spe cifieke doeleinden kunnen worden benut. De analyse van enkele „landelijke" veldwerken, ge meten vanuit één of twee opstellingen, geeft aan dat per veldwerk van bijv. 200 punten ongeveer 10 infor matieblokken en 200 meetblokken zullen worden ge registreerd, terwijl voor ongeveer 100 punten een codering moet worden ingetoetst. Deze coderingen zullen een gemiddelde lengte hebben van drie cijfers. De verdere verwerking De geregistreerde gegevens worden via het cassette- uitleesapparaat in de computer van het M en S-inter- actieve systeem (fig. 2) gebracht. Dan volgt, zonder verdere tussenkomst van de operateur, het uitvoeren van eventuele correcties, het rekenwerk en het sorte ren volgens object-/typenummer. Hierna komt het 12 s ~T V-» Fig. 2. M en S interactief grafisch systeem. Links op de foto het cassette-uit/eesapparaat en daarachter het beeldscherm-kopieer apparaat. inbrengen in een z.g. ,,M en S design file", waarbij de kartografische informatie volgens typenummer op verschillende „overlays" wordt geregistreerd. Na dit proces, dat enkele minuten duurt, verschijnt de kaart op het scherm. Verdere aanvullingen en correcties volgen dan op interactieve wijze. In het geval van foutieve coderingen echter zal men veelal het ingevoerde meetbestand gaan corrigeren en dit daarna opnieuw verwerken. Zodra het kaartbeeld op het scherm is gecontroleerd kan de definitieve kaart op de gewenste schaal met alle of slechts een gedeelte van de terreintypen worden getekend. Tenslotte een voorbeeld van digitaal kaarteren uit de NAM-praktijk: In Schoonebeek wordt een GBKN ver vaardigd, waarbij het eindprodukt in digitale vorm wordt afgeleverd. De bijhouding van dit fotogramme- trisch bestand wordt voor een klein gedeelte met de Tachymat verzorgd. Pijpleidingen worden ge digitaliseerd en tegelijk met administratieve gegevens eveneens in het M en S-systeem gebracht. Alle vor men van gegevensinvoer worden in het bestand van een label voorzien, zodat steeds op eenvoudige wijze is te zien uit welke bron een kaartelement afkomstig is. Alhoewel slechts kortgeleden is begonnen met alle aspecten van dit werk, ziet het er zeker naar uit dat de kaartgebruiker in de nabije toekomst op een veel snel lere en meer gebruikersgeoriënteerde dienstverlening kan rekenen dan ooit tevoren mogelijk was. De namen van NAM-collega's ing. L. Zeylmaker (Tachymat), ir. H. J. Krijnen (geodetische aspecten enz.) en ing. H. J. E. Otten (M en S) verdienen hier vermelding, gezien hun bijdragen bij de opbouw van het systeem. Literatuur Denekamp, ir. J., 1979. Een nieuwe generatie registrerende tachy- meters. NGT, 9e jaargang no. 7, p. 107-119. NGT GEODESIA 80 381

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1980 | | pagina 23