classificatiesysteem alle objecten dient te omvatten. De gemeentelijke landmeter dient dus ook die objec ten-te benoemen, die hij niet tot in details wil opme ten, omdat hij daarin niet geïnteresseerd is of omdat hij het terrein niet zonder meer kan betreden. Vandaar dat de systematische classificatie ook termen kent als onbebouwd, onbegroeid en onverhard. De toeken ning van deze codes hangt samen met het verschil in informatiebehoefte. Het gevolg is een hiërarchische wijze van benoemen: In de openbare weg worden de objecten gecodeerd met de codes voor gesloten verharding, open verhar ding, begroeiing en water, en buiten de openbare weg, of buiten het gemeentelijk grondbezit, met een klasse als onbebouwd. Op deze wijze wordt toch vol daan aan de voorwaarde, dat alle topografische ob jecten volledig worden benoemd. Naast de materie-objecten worden nog andere objec ten benoemd, die zich als het ware op de materie- vlakken bevinden, of met de begrenzing van een materievlak samenvallen. Om er enige te noemen: hekken, hagen, beschoeiingen en muren. Het staat elke gebruiker van het ARTOL-systeem vrij om een andere classificatie en om andere codes te hanteren. Het voordeel van binnengemeentelijke sa menwerking tussen de diensten en bedrijven kan ech ter door het gebruik van meerdere classificaties teniet worden gedaan. Het is daarom aan te bevelen dat per gemeente of per regio één uniforme classificatie wordt gebruikt. Voor de uitwisseling van gegevens in groter verband zijn in feite afspraken en regels nodig. Om o.a. de mogelijkheden van een landelijk toepasbare classifi catie te laten onderzoeken heeft de Bestuurlijke Over legcommissie Overheidsautomatisering (BOCO) een opdracht verstrekt aan de werkgroep Uniformering van de Rijkscommissie voor Geodesie. De uitvoering van het onderzoek vindt plaats in een aantal deelgroe pen, in nauw verband met de Afdeling der Geodesie van de Technische Hogeschool Delft. De deelgroep Classificatie kreeg hierbij tot taak een nadere studie te verrichten m.b.t. het aspect classifi catie van de gegevens. Hiertoe behoort ook het aspect van herkenbaarheid in het terrein*). 3. De plaats van het bestand in het totale ge meentelijke vastgoed-informatiesysteem Onder vastgoed verstaan we in het algemeen alle ele menten die een vaste plaats op, in of onder het aard oppervlak bezitten. Onder het vastgoed-informatie- systeem verstaan we een systeem dat het vastgoed beschrijft. In de gemeentelijke praktijk is het vastgoed-informa tiesysteem doorgaans opgebouwd uit verschillende al of niet geautomatiseerde deelsystemen, die elk een deel van het vastgoed beschrijven. Te noemen zijn de woningkartotheek, de administraties m.b.t. de ge meentelijke grond en de administratie t.b.v. de onroe- rend-goedbelasting. Noot van de redactie: Zie ook het artikel van prof. A. Z. Gutten- berg op p. 371 van dit nummer. NGT GEODESIA 80 De wijziging van de Gemeentewet in 1970, waarbij de gemeentelijke onroerend-goedbelasting werd geïntro duceerd, is een flinke stimulans gebleken om tot de opzet en automatisering van vastgoed-informatiesys temen over te gaan. De acute behoefte aan gegevens maakte het noodzakelijk om gegevens te putten uit af zonderlijke bestanden. Het niet-parallel lopen van de bijhouding, de verschillende eenheden waaraan men de informatie koppelde, de verschillende definities, de uitwisselingsproblemen, dit alles kwam toen pas goed aan het licht. Behalve op deze systemen wil ik nog wijzen op deel systemen die zijn opgezet om informatie te verschaf fen t.b.v. het ruimtelijke beheer. Dit beheer dient te geschieden op basis van kennis omtrent het functio neren, de toestand, de waardering en dergelijke van vastgoed. Voor de dienst van Gemeentewerken bete kent dit bijvoorbeeld de kennis over de hoeveelheid te onderhouden bestratingsmateriaal, de functie en het gebruik van de wegen en de toestand hiervan. Ook de keuze van de eenheid waaraan de informatie wordt gekoppeld speelt hier een grote rol. Met betrekking tot Rotterdam dient in dit verband nog een andere ontwikkeling te worden genoemd, name lijk de in 1973 gestarte binnengemeentelijke territoriale decentralisatie. Dit betekent in Rotterdam: ,,Het overdragen van taken en bevoegdheden aan deelge meenteraden en wijkbesturen, die door samenstelling en werkwijze bijdragen aan verhoging van de kwaliteit van onze democratie" (citaat uit de betreffende be leidsnota van 1977). De Gemeente heeft al vanaf 1947 ervaring met wijk raden en later met wijkopbouworganen en wijkbewo nersorganisaties. In 1972 werden de eerste, door de bevolking rechtstreeks gekozen, deelgemeenteraden gevormd, die in 1973 van start gingen. Op deze laatste ontwikkeling vooruitlopend was het noodzakelijk om de stad in te delen in wijken. Naarmate er meer ver antwoordelijkheid aan de wijkraden toeviel, ontstond de behoefte aan meer informatie per wijk. Ten behoeve van de vanouds bekende en historisch gegroeide technische werkzaamheden was de stad echter al veel eerder om praktische redenen districts- gewijs ingedeeld. Het bleek dat de districtsindelingen, die vaak ook onderling verschilden, niet samenvielen met de gevormde wijkindeling. Om nu de wijk te kun nen voorzien van de juiste informatie en om de wijk- A B Fig. 8. Illustratie gebiedsindelingsproblematiek. 365

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1980 | | pagina 7