groep die de indeling van de stad in wijken heeft voor
bereid. De indeling die op 1 juli 1979 werd ingevoerd,
was een indeling van de stad in wijken, buurten en
subbuurten. De subbuurt wordt weer onderverdeeld
in planatomen. Het planatoom is de kleinste eenheid
van de uniforme aan alle diensten en bedrijven voor
geschreven standaardindeling (fig. 9).
Dit houdt in dat alle kleinere territoriale eenheden bin
nen de grenzen van een planatoom moeten liggen en
dat de grotere eenheden zoveel mogelijk dienen te
worden opgebouwd uit planatomen.
De bij de standaardindeling betrokken diensten en be
drijven hebben onderkend, dat men ook binnen het
planatoom moet streven naar samenvallende gren
zen. De wijze waarop de diensten en bedrijven hun
gebiedsgrenzen vormen blijft echter volledig vrij. Het
is dus in principe mogelijk dat twee diensten dezelfde
grond tot hun beheergebied rekenen. Het streven
naar samenvallende grenzen houdt in, dat men duur
zame en herkenbare grenzen kiest. Het zich vlak naast
elkaar bevinden van grenzen wordt daarmee voorko
men.
kleinste eenheid
centro'id coörd adres
territoriale eenheden
planatoom wegobject bouwblok,
Fig. 10. Overzichtsadministratie van gebiedsgrenzen.
Als men nu de gebiedsgrenzen en de kadastrale kaart
met elkaar combineert, ontstaan de kleinste territo
riale eenheden, de terreinen of kadastrale percelen.
De aanduidingen van deze kleinste eenheden worden
opgenomen in een overzichtsadministratie (fig. 10),
waarvan het idee in Eindhoven is ontwikkeld*). Deze
aanduidingen bestaan uit de kadastrale aanduiding,
Beneder-Blitz, E. C. C., 1973. Het vastgoedsysteem van de
gemeente Eindhoven. Nederlands Geodetisch Tijdschrift, 3e
jaargang no. 4, p. 63-67.
BESTUURLIJKE
INDELING
INDELING IN
BEHEERGE BIEDEN
INDELING IN
BEHEERGEBIEOEN
JURIDISCH -
ADMINISTRATIEVE
INDELING
KADASTRALE
DEELPERCELEN
GRONOSTUKKEN
TERREINEN
WIJKEN. BUURTEN
SUBBUURTEN EN
PLANATOMEN
WEGOBJECTEN
BOUWBLOKKEN
met zo nodig een toevoeging van maximaal twee let
ters. Aan de kleinste eenheid worden gegevens ge
koppeld betreffende het huisadres en de aanduidin
gen van alle territoriale eenheden waarbinnen de
kleinste eenheid ligt.
In een volgende fase van de ontwikkeling van het
ARTOL-systeem (fig. 11) zal het mogelijk zijn om de
grenzen van de kleinste eenheden, die nu nog op
conventionele wijze zijn vastgelegd, digitaal vast te
leggen. Met de koppeling van de kleinste eenheid aan
de andere territoriale eenheden is het mogelijk om,
vanuit één digitaal bestand, alle gebiedsgrenzen auto
matisch te tekenen, dus de wegobjectkaart, de eigen-
domskaart, de bouwblokken en dergelijke.
Via de koppeling van de kleinste eenheid aan het
adres en de aanduiding van het kadastrale perceel,
wordt het mogelijk om de administratieve gegevens,
die op basis van deze eenheden zijn verzameld, karto-
grafisch weer te geven.
Als we bijvoorbeeld van dit gebied, dat al in het digi
tale bestand is opgenomen en met de automatische
tekentafel is getekend (fig. 12), ook de eigendoms-
grenzen willen afbeelden, dan kunnen we die eenvou
digweg toevoegen (fig. 13). Het resultaat is kartogra-
fisch lelijk, omdat de lijnen door elkaar staan, maar
ook landmeetkundig, omdat het vragen oproept aan
gaande de kwaliteit en de betrouwbaarheid.
Als het erom gaat om de relatie tussen het adres en de
kadastrale percelen in beeld te brengen, dan is het
beter om op basis van de classificatie te selecteren.
Het beeld dat hierna verkregen wordt is voor het ge
noemde doel wel aanvaardbaar (fig. 14).
Mijn inleiding begon ik in de sfeer van „kunst en
wetenschap"; sommige kartografen zien hierin een
onoverbrugbare tegenstelling, zoals de op 21 oktober
1975 overleden kartograaf Michels.
Ik wil besluiten met het appèl, dat meer kartografen
aan de automatisering van de kartografie zullen gaan
meewerken en dat ze dit niet langer uitsluitend over
laten aan landmeters en andere technici!
ANDERE VASTGOEDBESTANOEN
(IN HOOFDZAAK ADRES - GEORlENTEERD)
OVERZICHT S ADMINISTRATIE
KLEINSTE EENHEDEN
A/D
CONVERSIE
DIGITAAL BESTAND VAN GRENZEN
COMBINATIE
d/a
CONVERSIE
TOPOGRAFIE
A/D
CONVERSIE
~l
DIGITAAL BESTAND VAN
TOPOGRAFISCHE GEGEVENS
Fig. 11. Vervolgfase in de ontwikkeling van het ARTOL-systeem.
NGT GEODESIA 80
367