De opleiding van een geodeet-vastgoeddeskundige*) Enkele algemene opmerkingen door prof. mr. P. de Haan, Afdeling der Geodesie van de Technische Hoge school Delft. 1. Studieactualisering Toen ik mij gisteren in alle gemoedsrust voorbereidde op deze inleiding, schoot mij ineens een verhaal te binnen, dat ik in een opinieblad had gelezen. Het was geschreven door een betrekkelijk onbetekenende stu dent en ging over de jonge ambitieuze hoogleraar Bogel, die zich bezighield met de studieactualisering in de faculteit van Byzantinologie, het Middel- en Nieuw-Grieks. Deze hoogleraar kwam plotseling op de lumineuze gedachte, dat het misschien wel mooi was deze studie te verbreden tot een opleiding voor algemeen Griekenland-deskundige. Hij werd hierin gesteund door de integere wetenschapper Poelreiger, die vervolgens stad en land ging afreizen om te kijken hoe groot de belangstelling voor een Griekenland- deskundige was. De belangstelling bleek, zoals verwacht, bijzonder groot, zodat de plannen vaste vorm kregen. Maar tel kens als het op presentatie aankwam, liep er iets mis. Dan moest er een andere hoogleraar aan te pas komen, die bijna net zo heette als Bogel, namelijk Vogel. Een man die een brede en integrale aanpak niet schuwde. Kortom, iemand als ik dus. Hieraan moest ik onwillekeurig denken toen prof. Bogaerts mij uitnodigde, om hier een korte uiteen zetting te geven over onze plannen tot opleiding van een geodeet-vastgoeddeskundige naast de bestaande geodeet-landmeetkundige. 2. Voorgeschiedenis Nu is het niet de eerste keer, dat ik een dergelijke uit nodiging krijg, want op 10 november 1972 ruim acht jaar geleden dus moest ik onder de titel „On derwijs en onderzoek in para-geodetische vakken" op een congres in Breda ook de planologisch-administra- tieve hoofdlijn, die toen voor het eerst naast de mathematisch-technische hoofdlijn werd onderschei den, ten doop houden. Ik herhaal nog maar eens een beslissend deel van het verhaal, dat ik toen over het onderwijs heb gehouden**): »Wij hebben als programmacommissie sterk het gevoel gehad, dat wij bij het ontwerpen van dit nieuwe programma op een kruispunt van wegen stonden. Een kruispunt, omdat wij óók de weg hadden kunnen inslaan van de opleiding tot een meer alge meen gronddeskundige, in de geest van de chartered surveyors in Engeland. Per slot van rekening gaan ook de Fransen en de Belgen, blijkens het rapport van Aimé de Leeuw, al een heel eind in deze richting, terwijl wij met onze opleiding meer op de Duits- Inleiding gehouden op 16 november 1979 in Delft op de door de Afdeling der Geodesie georganiseerde „Hearing vastgoed- deskundige". De Haan, P., 1973. Onderwijs en onderzoek in para-geodeti sche vakken, NGT73, 3e jaargang, no. 3, p. 41 -48. NGT GEODESIA 80 sprekende landen zijn georiënteerd. Maar wij hebben dan ook een volwaardige geodetisch-ingenieursopleiding, een in 1948 verworven goed dat wij niet graag prijsgeven. Aan de andere kant zijn er bij ons duidelijke leemten op het gebied van de onroerend goed-deskundigheid, met name ten aanzien van de economische en sociale aspecten. Er is juist vanwege de vele disciplines, die op dit gebied werkzaam zijn, een schreeuwend gebrek aan mensen die met een zekere all round-deskundigheid een verbindingsschakel kunnen vormen tussen die disciplines. Hoe ver moesten wij nu die weg op gaan? De keuze is tenslotte niet gevallen op een manusje van alles, maar op een geodetisch ingenieur die ook nieuwe taken aankan. Dit betekent dat de kern van de opleiding in de eigenlijke geodesie blijft gelegen, zonder dat zij aan kernsplitsing onderhevig wordt gesteld. Hoogstens kan men spreken van een zekere ontbolstering van deze kern, waarbij ouderwetse franjes uit het ambachtelijk tijd perk verdwijnen. Al met al betekent dit, zoals u gezien hebt, toch een aan merkelijke bekorting, namelijk van 11 /8 tot 11 /2 jaar, oftewel 35% van de basisopleiding. Wiskunde en maatschappijgerichte vakken krijgen ieder ongeveer een gelijk deel van de rest, voor zover deze niet voor de praktische toepassing gereserveerd moet blijven«. Twee termen springen er in dit verhaal in het bijzonder uit, n.l. schreeuwend gebrek en manusje van alles. En deze beide termen geven het dilemma, waarin wij toen en eigenlijk ook nu nog verkeren, goed aan. Daarom zal ik daar nu achtereenvolgens iets over zeggen. 3. Schreeuwend gebrek Poelstra en Creusen hebben uitstekend werk gedaan met hun onderzoek naar de beroepspraktijk. Zij heb ben zo'n twintig bezoeken afgelegd bij allerlei registra tiediensten, planologische diensten en inrichtings- en beheersdiensten en -bedrijven. Uit de verslagen van deze bezoeken rijst toch wel duidelijk het beeld op van een geodeet-vastgoeddeskundige, als de man waar velen op staan te wachten. En dan te bedenken dat men nog maar een klein deel van de markt heeft ver kend. Een vijftal sectoren, waar men nog niet heeft gekeken, wil ik hier noemen: a. gemeentelijke planologische diensten en stede- bouwkundige bureaus; b. gemeentelijke vastgoedinformatiediensten; c. onroerend goed-maatschappijen, zoals projectont wikkelaars, grote bouwmaatschappijen en institu tionele beleggers; d. rechtsbeschermingsinstanties, zoals rechtbank deskundigen, bureau Adviseur Raad van State, grondkamerdeskundigen; e. maatschappelijke belangenorganisaties, zoals land bouworganisaties en milieu-organisaties. Hieronder volgt over alle vijf sectoren een korte be schouwing, in aanvulling op de verslagen 425

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1980 | | pagina 11