Ad a: gemeentelijke planologische diensten en stede-
bouwkundige bureaus
Men bezocht wel drie provinciale planologische dien
sten (PPD), die alle drie de geodeet-vastgoeddeskun-
dige duidelijk zagen zitten, dus op het mesoniveau
van de ruimtelijke ordening. Merkwaardigerwijs heeft
geen bezoek aan gemeentelijke planologische dien
sten en stedebouwkundige bureaus plaatsgevonden.
Toch ben ik tot het inzicht gekomen dat, naast ge
meentelijke grondbedrijven en landmeetkundige dien
sten, ook hier enorme mogelijkheden moeten liggen
en wel om de volgende redenen:
wat de PPD's over de mogelijkheden van een geo-
deet-vastgoeddeskundige in het kader van streek
plannen te berde hebben gebracht, geldt ook
t.a.v. bestemmingsplannen;
de problematiek van de juridische en economische
uitvoerbaarheid van bouwbestemmingsplannen
geeft de geodeten een goede ingang tot die plan
nen. Er is een enorme gap tussen de planologische
diensten en bureaus en de uitvoerende diensten
(grondbedrijf en publieke werken);
de problematiek van de bestemmingsplannen-bui
tengebied in relatie tot inrichting en beheer is even
eens een goed aanknopingspunt voor geodeten;
geodetisch-juridische aspecten van bestemmings
plannen als zodanig, zoals informatievoorziening,
kaartering en verkaveling;
rechtsbeschermingsaspecten: bezwaar en beroep.
Ook hierbij blijkt de geodeet een nuttige rol te
kunnen spelen.
Ad b: gemeentelijke vastgoedinformatiediensten.
Nu de SOAG als centrale toeleverende instantie ter
ziele gaat, zal iedere gemeente haar eigen systeem
moeten ontwikkelen. Ik heb er ook voor de Vereniging
voor Kadaster en Landmeetkunde al op gewezen, dat
het gemeentekadaster verder moet worden uitge
bouwd als kern van een gemeentelijk vastgoedsys
teem, eventueel door decentralisatie van het rijks
kadaster.
Ad c: onroerend goed-maatschappijen.
Deze houden zich bezig met de ontwikkeling en finan
ciering van onroerend goed-projecten en ook met het
beheer hiervan. Het Bouwfonds Nederlandse Ge
meenten, cultuurmaatschappijen en woningcorpora
ties horen er ook toe, naast vele particuliere bedrijven
en instellingen.
Ad d: rechtsbeschermingsinstanties.
Van der Gouwe wijst in zijn artikel op het enorme ge
brek aan rechtbankdeskundigen voor onteigening.
Daarnaast wijs ik op de gebleken mogelijkheden bij de
behandeling van Kroonberoepen tegen bestemmings
plannen. Er zijn nu reeds drie geodeten werkzaam bij
het bureau van de Adviseur van de Raad van State (18
academici) en volgens mijn inlichtingen zijn er nog
meer te plaatsen, waaronder een plv.-hoofd. Ook valt
op den duur te denken aan grondkamerdeskundigen,
i.v.m. de prijs- en landbouwkundige toetsing van
overdrachten van landbouwgronden.
Ad e: maatschappelijke belangenorganisaties.
Thans zijn er twee geodeten bij landbouworganisaties
werkzaam, één bij een centrale en één bij een gewes
telijke landbouworganisatie. Zij zijn uitstekend bruik
baar vanwege de combinatie van technische en juridi
sche kennis. Ook bij milieu-organisaties e.d. moeten
er mogelijkheden bestaan.
Conclusie: er bestaat inderdaad een schreeuwend ge
brek over de hele Unie van registratie, bestemming, in
richting, beschikking, beheer, gebruik en belasting
van onroerend goed.
4. Manusje van alles
Dit gevaar is theoretisch aanwezig, maar daar staat
een drietal vragen tegenover:
ten eerste is het de vraag of, vanwege vele specia
lismen, juist niet aan een manusje van alles dus
een generalist en coördinator behoefte bestaat;
ten tweede is het de vraag of de geodeet nu al niet
een man van uitersten is, daar hij wiskunde en
recht en alles wat daar aan geodesie tussen zit
praktisch op gelijk niveau beoefent;
ten derde is het de vraag of een zekere specialisa
tie binnen de vastgoedopleiding ook niet mogelijk
moet worden gemaakt, bijv. na twee jaar basis
studie en één jaar algemene vastgoedopleiding
afstuderen in de praktijk of als tweede fase
opleiding een opleiding tot onteigeningsdes-
kundige of planologisch ingenieur.
5. Waarom juist de geodeet?
Kort en goed: omdat er niemand anders is en omdat
hij er al zo dicht bij zit. Hoe komt dat?
1. Alle deskundigen op het gebied van het onroerend
goed zijn óf facet- óf sectorgewijs gebonden;
facetgewijs juristen, economen, sociologen e.d.
en sectorgewijs bouwkundigen, civiel-technici,
landbouwkundigen e.d.
2. Geodeten zijn gelijkelijk bij meerdere facetten en
sectoren betrokken
facetten: mathematische, ruimtelijke, techni
sche, juridische en economische aspecten;
sectoren: landbouw, milieu, volkshuisvesting,
waterstaat, enz.
3. De geodeet is een typische uitvoeringsingenieur en
juist bij de uitvoering ook bij uitvoeringsplano
logie spelen disciplines als techniek, recht en
economie ten nauwste samen. Dat komt, omdat
er voor de uitvoering technische, juridische en
financiële middelen nodig zijn.
4. De informatiewetenschap heeft ook t.a.v. het
onroerend goed de toekomst.
5. De ruimtelijke planning wordt nu pas operationeel
door de koppeling aan inrichtings-, beheers- en
beschikkingsplanning.
6. Consequenties voor het onderwijsprogramma
1. Inkorting van de basisstudie voor geodetisch inge
nieur tot ruim twee jaar. Daardoor ontstaat de
.noodzaak eerder een keuze te maken, zodat de
eerste twee jaar representatief moeten zijn voor
beide richtingen.
2. De vraag of richting 1 geodeet-landmeetkundige
meer op de mathematisch-technische toer wil gaan
of het huidige ingenieurstype wil blijven opleiden.
3. Voor de geodeet-vastgoeddeskundige zou het
derde jaar gemeenschappelijk moeten zijn, het
vierde jaar geheel of gedeeltelijk gedifferentieerd
en het vijfde jaar bestemd voor afstuderen óf voor
een tweede fase-opleiding.
4. Ten opzichte van de bestaande opleiding is niet
alleen een uitbouw naar de economische, maar
ook naar de planologische kant noodzakelijk.
426
NGT GE0DESIA 80