verschil in de grondrichting maximaal 10 rfi (0,625 gr), indien deze richting met het kompasricht- toestel is bepaald. Een grondrichting die in de stelling met de gyro is gemeten, wordt als goed aangenomen (fout kleiner dan 1 né). Deze richting wordt bij het aansluiten gebruikt om de veelhoeks meting te controleren. Zijn de verschillen groter, dan moeten alle aansluit- metingen worden gecontroleerd en (eventueel) wor den overgemeten. Blijven er dan nog verschillen be staan tussen de stelling- en aansluitgegevens, dan mogen de stellinggegevens pas als fout worden aan gemerkt. Het is natuurlijk ook mogelijk dat de richting en/of de coördinaten in de aansluitbatterij fout zijn. Dit komt dan bij het absoluut oriënteren tot uiting (zie hierna). Het doel van het aansluiten is alleen om de batterijen onderling te verbinden. Opgemerkt dient te worden, dat er eigenlijk van nul punt naar nulpunt moet worden gemeten. Dat dit niet wordt gedaan, heeft een praktische reden. Op een zeker moment worden de stukken geschut in stelling gereden en kan het nulpunt dan veelal niet meer in een veelhoek worden opgenomen, omdat het niet meer zichtbaar is. Omdat het egl buiten de stelling ligt sluit men de veelhoek hierop aan en wordt het nul punt met richting en afstand aangemeten. Dit wordt al uitgevoerd tijdens de metingen in de stelling zelf, omdat dan de vuurmonden meestal nog niet in de weg staan. De afstand nulpunt-egl wordt met de meetband gemeten. Met de gyro of het kompasricht- toestel worden dan op het egl tevens de argumenten naar het nulpunt en het eerste punt van de veelhoek gemeten. Absolute oriëntering van het geheel Hierbij wordt een gemeten verband gelegd tussen aansluitbatterij en het meest nabijgelegen bekende punt(kad-steen, BEKAP, enz.). Vanuit dat punt (waar op ook een verre richting bekend is of is te meten) worden de coördinaten van het egl van, en de grond richting in, de aansluitstelling berekend en vergeleken met de overeenkomstige stellinggegevens. De ver schillen die kunnen optreden zijn aan dezelfde maxima gebonden als de verschillen bij het onderling koppelen van de batterijen. Vanuit de aansluitbatterij worden de twee andere stellingen opnieuw berekend, nu uit gaande van de richting en coördinaten die vanuit de BEKAP zijn berekend. Hiermee zijn dan alle stellingen goed georiënteerd en zijn er juiste coördinaten bekend van de nulpunten. Uit deze coördinaten en die van het doel worden nu door het vuurregelingscentrum argu ment en afstand elevatie van de vuurmonden) be rekend. Op het krtbto wordt een kompasrichttoestel opgesteld en op het egl gericht. De grondrichting wordt ingesteld. Vervolgens richt men het kompas richttoestel op een kijker, die op de vuurmond aan wezig is. Omdat deze kijker op het krtbto gericht staat, is daarmee het argument van stukskijker naar dat krtbto bekend. Nu kan men met de kijker het berekende argument naar het doel instellen en kan er exact worden gericht. 5. Doel van de geleding Het doel van de geleding van de werkzaamheden is van tactische aard, namelijk het zo snel mogelijk ver krijgen van uitgangsgegevens die naarmate er meer tijd beschikbaar is kunnen worden verbeterd en aangepast. Beschikt men over nauwkeuriger ge gevens, dan kan er beter gericht en ook meer gecon centreerd worden gevuurd (trefkans groter) en het in schieten kan worden beperkt. Dat inschieten is om te bepalen in hoeverre de gegevens van de batterijen be trouwbaar zijn. Hiertoe zijn enkele waarnemers inge meten, die het te beschieten object kunnen zien. Deze waarnemers staan op een in coördinaten bekende plaats (ingemeten met behulp van een veelhoek, enz.) en hebben met een kompasrichttoestel een oriënte ring bepaald. Door voorwaarts insnijden wordt de plaats van inslag berekend en omdat ook de plaats van het doel bekend is kunnen hieruit eventuele correcties op richting en hellingshoek (en daarmee de afstand) van de vuurmonden worden berekend. Bij nauwkeurige gegevens kan het inschieten worden be perkt. Zijn de stellingen onderling verbonden, dan hoeft slechts één batterij in te schieten. De daarmee bepaalde correcties kunnen namelijk worden doorbe rekend naar de andere batterijen. Voor de metingen in de stelling zelf is maximaal een half uur benodigd; voor het aansluiten van de batte rijen onderling staat één a twee uur (afhankelijk van afstand en terreinomstandigheden) en voor het aan sluiten op een vast punt is eveneens één a twee uur nodig. Dit werk loopt deels parallel met het aansluit- werk en wordt uitgevoerd door de TMD van de aan sluitbatterij, die op dat moment immers geen werk heeft. In tijd van oorlog zal de beschikbare tijd om een stelling in te meten zelden ruim zijn, zodat aansluiten op een BEKAP vrijwel nooit, en het onderling aanslui ten niet vaak kan worden gedaan. De stellinggege vens moeten altijd worden bepaald, want er zijn nu eenmaal uitgangsgegevens nodig. 6. Vergelijking TMD-civiele landmeetkunde Als men de aard van het terreinmeetwerk vergelijkt met die van het civiele landmeetwerk, dan valt direct op dat het TMD-werk sterk beheerst wordt door de factor tijd: zo snel mogelijk moeten de stellinggege vens worden bepaald. Dit kan ook worden gereali seerd, omdat de nauwkeurigheidseisen, die aan het terreinmeetwerk worden gesteld, belangrijk lager zijn, omdat de projectielen hun uitwerking hebben tot op enkele tientallen meters van de plaats van inslag. Zo worden zonder probleem in één veelhoek zijden van zeer verschillende lengten gebruikt en wordt bij hoek meting altijd in één dubbelserie gemeten, waarbij het verschil tussen de gemeten richtingen in heen- en teruggang zelfs 100 dmgr mag bedragen. De eisen die aan hoekmeting met het kompasrichttoestel worden gesteld, zijn zelfs nog ruimer. Bij de puntsbepaling gebruikt men veelhoeken en voorwaartse en achterwaartse insnijdingen. De ach terwaartse insnijdingen worden met name gebruikt, als er geen vast punt in de buurt is waarop men kan aansluiten. Een bijkomend voordeel is dat men tegelijk een oriëntering heeft en dat de meting vrij weinig tijd kost. Voorwaartse insnijdingen worden daarentegen zelden gebruikt, vooral omdat de nauwkeurigheid niet zo hoog is en bovendien is de praktische toepassings mogelijkheid beperkt vanwege de benodigde tijd. Ver der kent men bij de TMD de dubbele achterwaartse insnijding. Deze wordt gebruikt wanneer een gewone achterwaartse insnijding niet mogelijk is omdat er geen drie richtpunten tegelijk zichtbaar zijn, maar er NGT GEODESIA 80 423

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1980 | | pagina 9