degelijk aanwezig, namelijk bij de tweede en de derde geldstroom. Contractresearch is een vorm van samenwerking tus sen de technische hogescholen en het bedrijfsleven. Onder bedrijfsleven versta ik ook bepaalde takken van de overheid. Het geheel moet in een zeer brede con text worden gezien. De samenwerking zou in feite een volstrekt natuurlijke zaak moeten zijn. Dat brengt de aard van de technische hogeschool wel met zich mee. Dat neemt niet weg dat in het verleden, zelfs nog in het betrekkelijk recente verleden, grote reserve is ge weest binnen de technische hogescholen ten aanzien van koppelingen tussen de instellingen en het bedrijfs leven. Zoals gezegd, eigenlijk een volstrekt onnatuur lijke zaak, en ik ben blij te kunnen zeggen, dat die tijd nu achter ons ligt. Ik denk, dat vandaag de dag velen in ons land tot de conclusie zijn gekomen dat, wan neer wij in Nederland een stuk bedrijvigheid, ook in de zin van werkgelegenheid en mogelijkheden tot het ontwikkelen van activiteiten, in de hand willen hou den, die bedrijvigheid mede verkregen kan worden door samenwerking tussen de overheid, de semi- overheid, de universiteiten en hogescholen èn het bedrijfsleven. De Innovatie-nota is vanuit die achtergrond geschre ven en dat is naar mijn mening een grote verdienste. Dat betekent niet, dat nu ten aanzien van contractre search alle remmen losgegooid kunnen worden. De instellingen zullen wel degelijk normen van zorgvul digheid in acht moeten nemen. Het zou te ver voeren die hier op te noemen. In ieder geval zullen de onder zoekingen moeten aansluiten bij het onderzoekpro gramma van de betreffende vakgroep of afdeling. Onderzoekingen met een meer routinematig karakter, die uitsluitend worden verricht voor het verwerven van gelden, lijken niet in de eerste plaats voor con tractresearch in aanmerking te komen. Daarnaast is er natuurlijk de eis van het in grote mate openbaar maken van de resultaten van dergelijk onderzoek. Dit zal zeker wel eens een spanningsveld opleveren met de externe partners, die bij de contract research betrokken kunnen zijn. Het blijft een feit dat er voor de instellingen voor hoger onderwijs ten aan zien van die openbaarheid heel weinig speelruimte is. Ten slotte moet vermeden worden, dat de instellingen door het bedrijven van dit soort onderzoek de weg op gaan van een onjuiste, valse concurrentieverhouding ten opzichte van andere, zich zowel in de semi-over- heid als in de particuliere sector bevindende instel lingen, die eveneens werkzaam zijn op het gebied van het toegepaste onderzoek. Daarnaast zal dit onder zoek aan regelingen ook ten aanzien van de tarie ven onderworpen moeten worden. De instellingen zijn bepaald niet vrij in het stellen van die regelingen. Ook de rijksoverheid heeft daar een bepaalde zeggen schap over. Dit neemt niet weg dat het bijzonder plezierig is dat er momenteel ook van de kant van het departement op een zeer positieve wijze op de geschetste ontwikke lingen wordt ingespeeld. Dit geldt ook voor de con tractresearch in het algemeen. De BUOZ-nota ver meldt hierover op bladzijde 31 het volgende: „Wij zijn van oordeel dat financiering door middel van contrac ten een belangrijke plaats moet innemen binnen het geheel van het universitaire onderzoek. De overheid kan daaraan zelf bijdragen door bij de besteding van middelen voor contractonderzoek universiteiten mee te betrekken". Ik denk dat dit, mede in het licht van de Stichting Studiecentrum voor Vastgoedinformatie, een belangrijke zin is. Het zal duidelijk zijn, dat wanneer er in de BUOZ-nota sprake is van universiteiten, hiermee ook de hoge scholen worden bedoeld. De overheid gaat nog ver der en biedt aan de verscheidene moeilijkheden en complicaties, die er op dit gebied zijn, samen met de instellingen voor hoger onderwijs tegemoet te treden. Zulke moeilijkheden kunnen van velerlei aard zijn. Zo wordt in de nota vermeld, dat de universiteiten niet altijd over een doelmatig management voor dit soort onderzoek beschikken. Voorts kunnen zich financiële problemen voordoen bij de verrekening van dit soort onderzoek. Het is zeer verheugend vernomen te heb ben, dat het huidige beleid van de departementen er op is gericht, dat in beginsel de door contractresearch verworven gelden bij de instellingen zullen kunnen blijven. Ten slotte zijn er ook op juridisch gebied vaak nog uiteenlopende problemen. Ook op dat gebied heeft de overheid haar ondersteuning toegezegd. Wat er dus in de eerste plaats voor een goede uitvoe ring van contractresearch nodig is, is natuurlijk de intentie zulk onderzoek uit te willen voeren. Er zullen bepaalde normen moeten gelden ten aanzien van de aard van het onderzoek en er zullen bepaalde rege lingen in acht moeten worden genomen. Dat voorop stellend is het nu verder aan de instellingen en dus ook aan onze instelling om er omvang en vorm aan te geven. Wat die omvang betreft denken wij, dat een behoorlijke uitbreiding van contractresearch bij de technische hogeschool best op zijn plaats is. Wij zeg gen dat met enig voorbehoud, omdat wij eigenlijk niet weten welk deel van de onderzoeksinspanningen wordt gelegd bij de contractresearch. Er zijn in feite geen nauwkeurige gegevens over. Er is wel eens een percentage van 5% genoemd. Behalve de omvang is het de taak van de instelling om waar nodig pas sende organisatievormen te ontwerpen, waarbinnen en ook waaruit de contractresearch kan worden be dreven. De uitdraging van de resultaten brengt ons op het' punt van de technologie-overdracht. Ook de eerder genoemde Innovatie-nota geeft belangrijke uitgangs punten op dit gebied. In feite voorziet de Innovatie nota in een stelsel van zogenaamde transferpunten. Een stelsel waarbij ook TNO en de rijksoverheid be trokken zullen zijn en waarbij voor ieder van de tech nische hogescholen in een transferpunt wordt voor zien. Ook vanuit deze hoek worden middelen in het vooruitzicht gesteld. Binnen onze eigen instelling heeft de Commissie THD-Bedrijfsleven een com missie, die zowel uit vertegenwoordigers van onze instelling als uit vertegenwoordigers van het bedrijfs leven is samengesteld belangrijke suggesties op tafel gelegd. Een groot aantal suggesties voor verruiming van de mogelijkheden tot verwerving van gelden uit de derde geldstroom is ook gedaan in een recent advies van het College van Dekanen van onze Hogeschool. Al dit soort structureringen zal in beginsel aanvullend moe ten werken. Voorop moet staan datgene wat velen zelf op dit gebied tot stand brengen of al tot stand hebben gebracht. Er zijn veel onderzoekers en vak groepen, die al een zeer goede relatie met een of NGT GEODESIA 81 9

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1981 | | pagina 11