Forumdiscussie andere tak van het bedrijfsleven of de maatschappij tot stand hebben weten te brengen. Dit soort relaties wordt soms ook gelegd door middel van zogenaamde brancheverenigingen (organisaties, waarin naast het bedrijfsleven, de technische hogescholen, de over heid en TNO voor een bepaalde tak van het bedrijfs leven participeren). In mijn eigen werkomgeving, vroegere werkomgeving moet ik zeggen en hopelijk over enige jaren toekomstige werkomgeving, de Af deling der Civiele Techniek, heb ik vele van zulke brancheverenigingen leren kennen, die op een werke lijk voortreffelijke manier een intermediair vormen tussen technische hogeschool en bedrijfsleven. Voorts kan worden gewezen op onze multidisciplinaire cen tra, zoals wij die bijvoorbeeld kennen op milieu technisch en medisch-technologisch gebied, die zo wel door hun relaties binnen de instelling zelf als door hun relaties naar buiten toe een belangrijke taak kunnen vervullen. Daarnaast is er een zeer specifiek voorbeeld bij de Afdeling Technische Natuurkunde, waar de Technisch-Fysische Dienst TNO/TH is on dergebracht. Hier hebben wij een uitstekend voor beeld van een dergelijk intermediair, waarbij in dit geval dus ook de organisatie TNO rechtstreeks be trokken is. Uit dit overzichtje mag wellicht blijken, dat het onverstandig is op het gebied van de contract- research naar organisatievormen te zoeken, die van bepaalde modellen uitgaan. De omstandigheden aan de TH en de rijkdom aan organisatievormen op dit gebied leren ons, dat zoiets heel sterk afhankelijk moet zijn van de specifieke situatie van een bepaald onderzoeksgebied en van datgene wat op dat mo ment al tot stand gebracht is. Het ziet er naar uit dat ook uw Stichting in oprichting, waarin de TH participeert, tot deze intermediairen zal gaan behoren. U heeft gekozen voor de stichtings vorm, maar de vorm mag niet de aandacht van het doel afleiden. Graag wil ik uitspreken, dat dit doel het College van Bestuur uitermate waardevol voorkomt. Wij denken, dat in deze vorm de traditie wordt voort gezet, waarbij de Afdeling der Geodesie van de Tech nische Hogeschool Delft een wezenlijke bijdrage levert tot het onderzoek met betrekking tot vastgoed informatie. Onderzoek dat zeer betekenisvol is voor overheid en samenleving in Nederland. Daarom denk ik dat 8 mei 1980 een belangrijke dag is. Ik meen echter dat ook 29 april 1980 een dag van betekenis was, omdat blijkens de notulen van het College van Bestuur van die dag, het College van Bestuur heeft goedgekeurd, dat van de zijde van de Technische Hogeschool Delft wordt deelgenomen in de Stichting Studiecentrum voor Vastgoedinformatie en dat het College van Bestuur tevens bereid is mee te werken aan een overeenkomst, waarbij bepaalde punten nader tussen de Stichting in oprichting en de Technische Hogeschool Delft kunnen worden ge regeld. Een en ander onder voorbehoud van het ver krijgen van de noodzakelijke toestemmingen. Enig voorbehoud moet ook nu worden gemaakt. Desalniettemin zijn wij van mening dat de Afdeling der Geodesie en de andere participanten in de Stich ting in oprichting een goede weg hebben ingeslagen. Het College van Bestuur wil u hiermee graag compli menteren en de Stichting veel goeds toewensen. Het Forum werd gevormd door ir. drs. H. A. L. Dekker, prof. dr. ir. Y. M. de Haan, mr. H. J. Hellema en F. G. Kordes onder voorzitterschap van prof. dr. ir. M. J. M. Bogaerts. Een aantal van de schriftelijk ingediende vragen heb ben betrekking op de rechtspositie van de onder zoekers: Eén van de moeilijkste punten is de inzet van het wetenschappelijk personeel bij de begeleiding van contractresearch. Het ambtelijk personeelsbeleid is niet ingespeeld op contractresearch. Gaat er nu voor contractresearchers, die in dienst zijn van deze Stich ting, een ander personeelsbeleid gelden dan bij de TH? Hoe wordt de inzet van wetenschappelijk perso neel bij de begeleiding ingepast in het TH-personeels- beleid? Komen daar richtlijnen voor? Ir. A. J. M. Verhaar van de Onderafdeling der Wis kunde vraagt waarom een stichting de rechtspositie van personeel beter kan verzekeren. Wat is op het ogenblik de rechtspositie van personeel dat aan pro jecten werkt, die in samenwerking met derden wor den gefinancierd en/of uitgevoerd? Prof. dr. ir. M. J. M. Bogaerts wijst er op alvorens deze vraag door te spelen aan prof. dr. ir. Y. M. de Haan dat er inmiddels al ervaringen met contract research zijn opgedaan. Degenen die dit werk doen hebben dezelfde rechtspositie als een ambtenaar van de TH. ledereen in de ambtelijke wereld wil graag een vaste aanstelling hebben. Dit streven blijft ook in het kader van een stichting als deze een moeilijk punt. Hoewel alles er nu zeer positief uitziet, moet er toch rekening mee worden gehouden dat de Stichting na verloop van tijd zijn bestaansrecht kan verliezen. Het initiatief kan immers mislukken. Dit houdt in dat het erg moeilijk is om medewerkers een rechtspositie te geven, die overeenkomt met een ambtenarenpositie in vaste dienst. Daarnaast hebben degenen, die nu op basis van een contract werk verrichten binnen de TH, geen medebeslissingsrecht, in tegenstelling tot de personeelsleden die in dienst van de TH zijn en dus worden betaald uit de eerste geldstroom. Zij be palen dus mede het hele leefklimaat voor degenen die op contractbasis werkzaam zijn. Mensen, die werk zaam zijn in een stichting, staan in feite los van de TH. Duidelijk wordt gesteld dat de Stichting bescheiden zal beginnen; niet alle projecten die aangeboden wor den, zullen zonder meer worden geaccepteerd. Het geheel zal geleidelijk aan moeten groeien. Dit bete kent dat in de beginfase zal worden gewerkt met mensen in tijdelijke dienst. De gedachten gaan daarbij uit naar afstuderenden en pas-afgestudeerden van de Afdeling der Geodesie. Daarnaast wordt ook gedacht aan mensen van de Onderafdeling der Wiskunde (Vakgroep Informatica), van de Afdeling der Civiele 10 NGT GEODESIA 81

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1981 | | pagina 12