agenda
Het Laantje van Van der Gaag
Wij zijn een „open" Stichting, geen gezelschap, dat
zichzelf wil afzonderen van anderen. Integendeel, wij
menen, dat ons doel alleen dan goed gediend wordt,
wanneer alle eventueel betrokkenen willen meeden
ken en meedoen. Uw oproep, excellentie, aan het
begin van uw installatierede gedaan aan vertegen
woordigers van lagere overheden en anderen, blijft
dan ook, hopen wij, niet onbeantwoord. Het bestuur
zal verzoeken tot participatie zeker welwillend tege
moet treden.
Het vertrouwen, dat men ons reeds heeft gegeven, en
de belangstelling voor deze oprichtingsbijeenkomst,
geven reden tot optimisme. Wij willen aan de
gangom te kunnen bewijzen dat uw vertrouwen
gerechtvaardigd is geweest en om uw belangstelling
blijvend gaande te kunnen houden.
Nadat de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschap
pij (ook wel HSM genoemd) op 24 september 1839
haar spoorweg van Amsterdam naar Haarlem voor
het publiek had opengesteld, werd in de daaropvol
gende jaren deze lijn via Leiden (augustus 1842) en
Den Haag (december 1843) tot Rotterdam verlengd.
Talrijk waren de problemen, vooral op het laatste
traject, waarmee de Maatschappij zich in die jaren
geconfronteerd heeft gezien. De slechte bodemge
steldheid vereiste voortdurend grote hoeveelheden
zand. De slappe klei- en veengronden verzakten, zo
dra er zand op werd gestort.
Ook de aankoop van de benodigde gronden vergde
zware financiële offers. De Maatschappij had zich
soms te schikken naar de wensen van verschillende
grondeigenaren, ten einde de voortgang van de werk
zaamheden niet al te veel vertraging te laten onder
vinden. Pas op 31 mei 1847 zou men de feestelijke
openingsrit kunnen aanschouwen.
Het onteigenen van gronden ten algemene nutte was
geregeld bij de wet van 8 maart 1810. Deze gebrek
kige wetgeving op de onteigening leidde tot allerlei
moeilijkheden. Ondanks het vele geknutsel sinds 1841
aan deze onteigeningswet, gaf de tekst de mogelijk
heid de procedures tot in het oneindige te rekken.
Eerst de wet van 28 augustus 1851 deed de onteige
ningsprocedures wat vlotter verlopen.
Na grote opofferingen met betrekking tot het traject
Den Haag-Rotterdam, bleven ten slotte nog drie on
willige eigenaren te Delft over, die steeds met „nieu
we incidenten en exceptiën" kwamen aandragen.
,,AI de tactiek der rechtsgeleerdheid werd er in het
werk gesteld om de Maatschappij van rechtbank tot
rechtbank te slepen en haar door tijdverlies af te mat
ten, ten einde tot hogere en hogere sommen te gera
ken of andere oogmerken te bereiken". De beruchtste
30 januari 1981
Nederlandse Vereniging voor Fotogrammetrie. Lezing van ir.
G. J. Husti over puntsbepaling met doppler-satellieten.
Restaurant Kobus aan de Poort te Amersfoort. Aanvang 14.00
uur.
24 maart 1981
Rayonbijeenkomst NGL. Noordelijke studiedag over remote
sensing. Nadere aankondiging in het februarinummer.
7 mei 1981
Studiedag NGL over geodetische aspecten van de Landin
richtingswet. Nadere aankondiging in het maartnummer.
28, 29 en 30 oktober 1981
11e NGL-congres. Jaarbeurs-congrescentrum te Utrecht.
van het drietal was J. van der Gaag, die eigenaar was
van een laantje, ongeveer 400 m ten zuiden van het
tegenwoordige station te Delft.
Op 18 november 1845 werd de heer Van der Gaag
gedagvaard voor de rechter. Inmiddels had hij het
gedeelte van het laantje, vallend in de onteigening,
verkocht aan een drietal personen, n.l. de heren mr.
A. H. van Wickevoort Crommelin, A. K. van Lennep
en J. van der Meije, die uitsluitend de bedoeling
hadden alleen tot verkoop aan de HSM over te gaan,
mits er een halte aan de Zandvoortsche Laan nabij
Haarlem zou worden gevestigd. Bij de aanvang van
de rechtszitting vroeg Van der Gaag toestemming,
om deze kopers als partij op te roepen, daar hij buiten
het geding gesteld wenste te worden.
Nadat toestemming was verleend, verschenen de
kopers en erkenden hun recht van eigendom, behalve
voor een zeer gering aandeel, daar een van hen de
helft van zijn mede-eigendom na de dagvaardiging
aan iemand, woonachtig op Java, had overgedaan.
Uiteraard verzette de Maatschappij zich fel tegen deze
gang van zaken en met succes, zodat in februari 1846
alles werd afgewezen. Voorts werd bepaald om met
Van der Gaag verder te procederen.
Korte tijd later liet Van der Gaag zijn akte van verkoop
nogmaals passeren en vorderde toen, dat het geding
zou worden geschorst, omdat de eigendomsovergang
hem de betrekking als „eigenaar" in het proces zou
hebben doen verliezen.
Bij uitspraak van 2 juni 1846 stelde de Rechtbank Van
der Gaag in het ongelijk. Allereerst was hij in hoogst
eigen persoon opgeroepen en kon geen betrekking als
„eigenaar" in het proces hebben verloren. Voorts
was reeds bij het eerdere vonnis uitgemaakt, dat on
danks zijn verkoop met hem moest worden verder
geprocedeerd. Bij hoger beroep, ingesteld door Van
door M. C. J. Broos, landmeetkundig ambtenaar bij het Kadaster.
Voor vele Nederlanders is hetLaantje van Van der Gaag" een bekend begrip uit de
geschiedenisboekjes van vroeger op school. Over het algemeen wordt de werkelijke
gang van zaken onvolledig behandeld. Voor een juist begrip in deze gebeurtenis
moge onderstaand verhaal dienen.
18
NGT GEODESIA 81