Innovatie en bedrijfsleven
identificatie van vastgoedelementen en mogelijke
koppelingen hiervan. Het gaat hierbij in het bijzonder
om de identificatie door middel van woonadres en
kadastraal perceelnummer;
functiegerichte classificaties van vastgoedelemen
ten (bijvoorbeeld gericht op gebruik of juridisch
regime) als aanvulling op het thans lopende onder
zoek naar de classificatie, gericht op de ruimtelijke
beschrijvingsfunctie;
continue bijhouding van en voorlichting over de
opgestelde technische richtlijnen en standaards;
ten slotte een onderzoek waarvoor ook buiten de
In dit betoog zal ik mij beperken tot enkele kantteke
ningen, die ik plaats vanuit het bedrijfsleven. Ik be
perk mijn opmerkingen tot zaken, die mijns inziens
voor deze bijeenkomst relevant zijn.
Innovatie dreigt een gevaarlijk abstract tover- en
modewoord te worden. Een toverwoord in die zin, dat
het haast zou doen vergeten, dat iedere vernieuwing
geld, bloed, zweet en tranen kost. Een modewoord
waarschijnlijk, omdat innovatie subsidiabeler klinkt
dan vernieuwing. Ten slotte dreigt het denken over
innovatie gevaarlijk abstract te worden, omdat het
accent veelal wordt gelegd op lange-termijn-strategie
en op vooral technische wonderen.
Daarom zal ik verder niet spreken van innovatie, maar
van vernieuwing. Daarom verheugt het mij zo, dat wij
hier bijeen zijn om heel concreet een duidelijk afge
bakend probleem aan te pakken. De heer Swarttouw
(Van der Torn Buningh) zei enkele weken geleden
in de jaarvergadering van het Nederlands Centrum
van Directeuren, dat vernieuwing begint met onder je
voeten kijken naar de grond waarop je staat. Dat is
het uitgangspunt, ook voor de meest fantasierijke
volgende stap.
In de toelichting op het programma van deze voor
lichtingsdag levert die blik onder de voeten" de
conclusie op, dat in ons land de situatie met betrek
king tot vastgoedinformatie weinig rooskleurig is.
Daaraan gaan wij dan iets doen. Dat wordt geen
technisch wonder, maar met behulp van bestaande
middelen inspelen op een duidelijke maatschappelijke
behoefte.
Dat spreekt mij bijzonder aan, evenals het buitenge
woon verheugende feit, dat voor dit doel vertegen
woordigers van overheid, hoger onderwijs en bedrijfs
leven elkaar gevonden hebben. Ik acht het een brood-
Inleiding gehouden op 8 mei 1980 in Delft, op de door de Afde
ling der Geodesie georganiseerde voorlichtingsdag „Stichting
Studiecentrum voor Vastgoedinformatie".
directe BOCO-sfeer binnen het Ministerie van Binnen
landse Zaken belangstelling bestaat, namelijk de
technische aspecten van de verschillende heffings
grondslagen van de onroerend goed-belasting.
Ik wil mijn verhaal afsluiten met het vertrouwen uit te
spreken, dat de Stichting in de toekomst inderdaad
die rol kan gaan spelen die ik hiervoor heb geschetst,
namelijk een onderzoeksorgaandat in staat is een
reële ondersteuning te geven aan een effectieve infor
matievoorziening voor het gehele openbare bestuur.
nodige (letterlijk: om den brode nodige) vernieuwing
in het maatschappelijk leven in ons land, dat overheid,
hoger onderwijs en bedrijfsleven leren elkaar beter te
verstaan en goed en praktisch met elkaar samen te
werken.
Wil een dergelijke samenwerking een goede kans van
slagen hebben, dan moeten bij de start de partners
elkaar duidelijk maken, wat zij van het op te zetten
project verwachten en wat zij er aan denken te
kunnen bijdragen. Graag wil ik trachten daarover,
vanuit mijn gezichtshoek, iets te zeggen. Wij zijn nog
niet zover, dat ik mede namens andere geïnteresseer
den vanuit het bedrijfsleven spreek, dus wat ik zeg is
mijn persoonlijke mening.
Ik verwacht van de op te richten Stichting de ont
wikkeling van goede informatiesystematieken met be
trekking tot vastgoed in de ruimste zin. Goed zijn
dergelijke systematieken vooral dan, wanneer zij zich
lenen voor ruim gebruik en hun grondslag vinden in
brede aanvaarding en toepasbaarheid.
Goede informatiesystematieken zullen, naar ik ver
wacht, impulsen tot vernieuwing geven: de fantasie
rijke gebruiker zal nieuwe toepassingsgebieden voor
de systemen vinden. De geleverde informatie zal het
bovendien mogelijk maken nieuwe dwarsverbanden
te leggen, die aanleiding kunnen zijn tot het ontwikke
len van nieuwe vormen van dienstverlening.
Dan is het duidelijk, dat de Stichting een breed draag
vlak kan bieden, dat initiatieven mogelijk maakt,
waarvoor de polsstok van de individuele deelnemers
niet lang genoeg is. Mocht desondanks in een be
paald geval steun van de overheid onmisbaar zijn, dan
zal de Stichting die gemakkelijker verkrijgen dan een
individuele deelnemer.
Tot zover heel globaal de positieve verwachtingen,
die ik van de samenwerking in de Stichting heb.
Welke bijdragen kunnen wij vanuit het bedrijfsleven
aan die samenwerking leveren? Als belangrijkste bij
drage zie ik het zijn van een schakel tussen het werk
door mr. H. J. Hellema, Voorzitter van de Raad van Bestuur van de Heidemij.
6
NGT GEODESIA 81