van de Stichting en de markt, of, als u dat prettiger in de oren klinkt, de gebruikers. Die schakelfunctie zal mijns inziens vele facetten ver tonen. Het bedrijfsleven kan wensen en behoeften signaleren, die voor beantwoording door de Stichting in aanmerking komen. Het bedrijfsleven kan plannen van de Stichting tijdig toetsen op praktische haalbaar heid en bruikbaarheid. Dit alles op basis van de bij het bedrijfsleven aanwezige kennis van praktijkbehoeften, gebruikers en toepassingsmogelijkheden. Onderdeel van wat ik de schakelfunctie van het be drijfsleven heb genoemd, zal ook zijn het operatio neel, gebruiksklaar maken van door de Stichting ver worven kennis. Om nu te voorkomen, dat ik mijzelf schuldig maak aan de fout, die ik bij vele innovatie-predikers signa leerde, nl. te abstract blijven, wil ik graag trachten het voorgaande te concretiseren. Willen wij tot verbetering van de vastgoedinformatie komen, dan zal allereerst de huidige situatie geïnven tariseerd moeten worden. Ik denk, dat de Afdeling der Geodesie van de Technische Hogeschool met die in ventarisatie al ver is gevorderd. Het zou mij echter verwonderen, als die inventarisatie al geheel afgerond in kaart is gebracht. Ik verwacht, met andere woor den, dat de fase van het „onder onze voeten kijken" nog niet is voltooid. Als eenmaal vaststaat wie op welke wijze, welke vast goedinformatie, waar verzamelen en hoe die infor matie wordt bijgehouden, blijken de overlappingen en de hiaten. Een lijst van die gebreken leidt tot conclu sies over de gewenste verbeteringen en tot een voor lopig inzicht in een gewenste eindtoestand. Dan volgt overleg over het stellen van prioriteiten ten aanzien van de aan te brengen verbeteringen. Ik ver wacht en hoop, dat dan zal blijken, dat enkele van die verbeteringen al zonder veel kosten en moeite haal baar zullen zijn en toch tot belangrijk betere resultaten kunnen bijdragen. Een paar van die relatief makkelijke stappen zouden dan allereerst gezet moeten worden: zij bemoedigen en bewijzen, dat het zinvol is samen op weg te zijn. Die start met wat moedgevende ervaringen zal een zeer gewenste basis zijn voor de ongetwijfeld taaie en moeizame arbeid, die dan verricht moet worden. Niet alleen verschillende meningen, maar ook uiteenlo pende belangen zullen in geduldige overreding op één noemer gebracht moeten worden. Een onafhankelijke Stichting met vakkundige, al doende bijlerende deskundigen lijkt mij het best denk bare instituut om dit ontwikkelingsproces op gang te brengen en gaande te houden. In zijn inaugurele rede heeft prof. Bogaerts de proble matiek waarom het gaat, beknopt en duidelijk uiteen gezet. Hij noemt in die rede o.a. de onroerend goed- belasting. Mijn bedrijf heeft grote ervaring opgedaan bij het ten dienste van de gemeenten verzamelen en bijhouden van de gegevens, die voor de heffing van die belasting nodig zijn. Hetzelfde doen wij voor de waterschappen in verband met de milieuheffingen. Ik onderstreep in dit verband het belang van het bij houden, het actualiseren, van een eenmaal verzameld gegevensbestand. Prof. Bogaerts heeft in zijn genoemde rede ook ge wezen op de problematiek van de vastgoedsystemen in ontwikkelingslanden. Graag wil ik dat illustreren NGT GEODESIA 81 met een aantal praktische ervaringen, die wij op deden. In Suriname hebben wij de opdracht een kadaster tot stand te brengen. Bij de uitvoering van die opdracht maken wij dankbaar gebruik van de steun van de Technische Hogeschool Delft. In Egypte, de Dominicaanse Republiek en Brazilië zijn wij geconfronteerd met het probleem van de zgn. squatters, mensen, die zich in bepaalde streken heb ben gevestigd en daar soms al tientallen jaren wonen, zonder dat hun rechten op de grond, die zij bewonen en bewerken, goed geregeld en vastgelegd zijn. Ook de betreffende regeringen weten dan geen oplossing om tot uitvoering te komen van projecten, die ge volgen hebben voor deze squatters. Er rijzen dan uitermate moeilijke politieke vragen ten aanzien van landbezit. Het zou mij niet verwonderen als wij in Brits-Guyana, waar wij samen met Ballast-Nedam een groot, nieuw project (Abary-river: kanalisatie, stuwdam enz.) on der handen gaan nemen, eveneens op dergelijke moeilijkheden stuiten. Een zeer actueel vraagstuk is de leegstand van wonin gen. Het is duidelijk, dat de nieuwe maatregelen, die op dit terrein in de maak zijn, het registreren van aan vullende gegevens noodzakelijk zullen maken. Dit is een evident voorbeeld van een nieuwe marktbehoef- te, waarop tijdig ingespeeld zal moeten worden. De mogelijkheid bomen te verplanten, deed de be hoefte ontstaan gegevens over de voor verplanting beschikbare bomen te ordenen. Zowel de Grontmij als wij hebben daartoe een bomendatabank ingericht. Gezien de ruime omschrijving van vastgoedinforma tie, die u hanteert, behoort zo'n bomendatabank daartoe. Ik noem als verdere werkterreinen voor wie zich met vastgoedinformatie bezighoudt: leidingen, rioleringen en wegen, waarbij de informatie mede gegevens over de onderhoudstoestand zou moeten bevatten als een uitgangspunt voor meerjarige beheersplannen. Ik wijs op de wenselijkheid van de registratie van gegevens, die van belang zijn voor de brandbeveili ging ten aanzien van gebouwen. Wie heeft om een ander voorbeeld te noemen in dit land een deugdelijk totaalinzicht in de mogelijk heden van de winning van zand, klei, grint en andere delfstoffen In dit verband wijs ik op de door het Ministerie van Economische Zaken ingestelde Commissie Export Nederlandse Aardwetenschappelijke Kennis (CENAK), kennis, die zich natuurlijk ten dele op een ander ge bied begeeft, dan waarmee het werk van uw Stichting raakvlakken heeft. Ten slotte wil ik nog wijzen op een opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiëne aan het Adviesbureau Arnhem om een registratiesysteem voor bodemverontreiniging te ontwerpen. Zo zou ik u nog vele voorbeelden kunnen noemen. Met de niet door mij bedachte titel „Innovatie en be drijfsleven", ben ik bijzonder vrijmoedig omgespron gen. Die vrijheid heb ik genomen om op mijn manier tot uitdrukking te kunnen brengen hoezeer ik de op richting van een Stichting Studiecentrum voor Vast goedinformatie van belang acht en toejuich. Als ik daarin geslaagd ben, is het niet zo belangrijk onder welk opschrift ik mijn instemming aandroeg. 7

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1981 | | pagina 9