b. Op welke grondgedachte is dit instrumentje gebaseerd?
c. Noem minstens drie voordelen bij het gebruik van de bogen-
spiegel tijdens het uitzetten van een cirkelboog t.o.v. metho
den met alleen meetveer en prisma.
8. a. Teken een meetband met streepmaat en een meetband met
eindmaat.
b. Hoeveel radialen bevat een hoek van 149,9877 graden?
c. Wat moet nog meer op een veldwerk worden vermeld, be
halve de situatieschets en de meetgetallen?
9. Gegeven:
R 600 m
r* t.Ut it
Bereken:
a. hoofdpunten clothoïde A 1;
b. tussenpunten clothoïde (ca. 12 m);
c. hoofdpunten cirkelboog;
d. tussenpunten cirkelboog (ca. 20 m).
Tabel van de eenheidsspiraal (clothoïde) met A 1
V (km/uur)
R (in m)
L (in m)
40
100
40
60
200
60
80
400
80
100
625
100
120
900
120
Landmeetkundige berekeningen
Tijd: 100 min.
1
Op het Snelliuspunt S zijn de richtingen gemeten naar A, B en C.
(§A) 241,4071 gr.
(SB) 364,0163 gr.
(SC) 103,7194 gr.
De coördinaten van A, B en C zijn:
X
Y
A
1400
800
B
1200
2800
C
3600
2200
en VHA uit opgave 1 zijn:
Teken A, B en C op schaal 1 20.000 op ruitjespapier en bepaal
grafisch:
a. het hulppunt H van Collins, dat op het verlengde van de lijn
SC ligt;
b. het Snelliuspunt S.
2. De argumenten T HB,
i|' HB 55,9672 gr.
t|' hc 91,3738 gr.
i|' HA 133,3580 gr.
Bereken de coördinaten van het Snelliuspunt S uit opgave 1 en
geef een controleberekening.
Formule (voorwaartse snijding)
tan 4' BS x (YA YB) (XA XB)
Perceel 1980 is gedeeltelijk tachymetrisch opgemeten vanuit
standplaats S.
Bereken de oppervlakte van perceel 1979 als gegeven is:
X
Y
richting
A
42,71
8,73
SE
94,87
106,5167 gr.
B
16,40
84,06
SF
90,55
134,0447 gr.
C
91,49
110,69
SG
50,99
139,5666 gr.
D
108,02
35,60
SH
58,31
92,5958 gr.
Formules:
2xOpp. xnx<yn_, - yn 1) yyN
2 x Opp. - /N x sin (rN - rN)
x (XN
Tijd: 100 min.
1
s
ye
XE
1
0,00000
2.
2
0,05000
0,00000
0,00002
0,05000
3
0,10000
0,00004
0,00017
0,10000
3.
4
0,15000
0,00014
0,00056
0,15000
4.
5
0,20000
0,00033
0,00134
0,20000
6
0,25000
0,00065
0,00260
0,25000
5.
7
0,30000
0,00113
0,00450
0,29994
8
0,35000
0,00179
0,00714
0,34987
9
0,40000
0,00267
0,01066
0,39974
10
0,45000
0,00379
0,01514
0,44954
6.
11
0,50000
0,00519
0,02081
0,49922
Bedrijfskunde
Onderdeel I: Recht
1. Wat wordt verstaan onder:
a. cassatie;
b. codificatie;
c. rechtshandelingen;
d. gewoonterecht;
e. absolute competentie.
a. Wat zijn de bronnen van het recht?
b. Geef minstens drie indelingen van het recht.
Noem enkele voordelen en enkele nadelen van codificatie.
a. Welke privaatrechtelijke wetboeken kent ons recht?
b. Geef de huidige indeling van het Burgerlijk Wetboek.
a. Hoe is in ons land de rechterlijke organisatie opgebouwd?
b. Wat is in hoger beroep gaan?
c. Hoe vaak kun je in hoger beroep gaan?
d. Wanneer is geen hoger beroep mogelijk?
Noem de inwendige en de uitwendige vereisten die nodig zijn
voor het sluiten van een huwelijk.
Wanneer kan een huwelijk nietig worden verklaard?
Een kind kan een wettig kind van zijn vader en moeder zijn door
geboorte, wettiging en adoptie. Geef de verschillen tussen
deze drie mogelijkheden.
9. a. Wie zijn minderjarig?
b. Hoe eindigt de ouderlijke macht?
Wanneer eindigt een huwelijk?
a. Wat is alimentatie?
b. Wie komen zoal voor het betalen van alimentatie in aan
merking?
Onderdeel II: Kadaster
8.
10.
11.
1. a.
2. a.
3.
7.
tan M As
Ys) x tan T
1980
Wat was het oorspronkelijke doel van het kadaster?
b. Wanneer is het kadaster in ons land ingevoerd?
c. Welke grote verandering vond er omstreeks 1970 plaats?
d. Wat betekenen de letters KADOR?
Waarom maakt men een veldwerk in tweevoud?
b. Wat is het grote belang van een veldwerk?
a. Wat bedoelt men met: ,,de kadastrale registers zijn open
baar"?
b. Omschrijf het specialiteitsbeginsel.
c. Omschrijf het publiciteitsbeginsel.
4. Hoe geschiedde de opmeting van een gebied in een gemeente
tussen i 1810 en 1832?
5. a. Wat is de functie van een hulpkaart?
b. Wat verstaan we onder de kadastrale kenmerken van een
perceel? Geef een voorbeeld.
c. Wat is de kadastrale legger?
d. Wat verstaan we onder een minuutplan?
6. Verklaar het begrip „positieve specialiteit".
a. Wat is de doelstelling van de Dienst van het Kadaster.
b. Uit welke vier afdelingen bestaat een provinciaal bureau?
c. Geef in het kort de taken van deze vier afdelingen.
8. Welke drie bijzondere bureaus, behalve de Centrale Directie,
zijn in Apeldoorn ondergebracht?
Onderdeel III: Ruilverkaveling
1. Verklaar de termen exclave en enclave bij een ruilverkavelings-
blok.
a. Wie kunnen een ruilverkaveling aanvragen?
b. Op welke wijze dient de aanvraag te geschieden?
a. Wanneer is de ruilverkaveling aangenomen?
b. En hoe was dat vijf jaar geleden?
c. Kan een ruilverkaveling worden opgelegd?
d. Zo ja, onder welke voorwaarden?
Sinds 1975 zijn er belangrijke wijzigingen in de stemmingspro
cedure van kracht geworden. Waaruit bestaan deze wijzigingen?
Welke diensten, commissies en personen zijn, na de stemmings
vergadering, bij de uitvoering van een ruilverkaveling betrokken?
Geef een zo volledig mogelijke opsomming en beschrijf daarbij
in het kort de taken.
56
NGT GEODESIA 81