Het beheersplan Kernpunt blijft wat van de boer wordt gevraagd. Met andere woor den: welke beheersbepalingen dienen te worden ingepast in de be drijfsvoering. Dit wordt geregeld in het zogenaamde beheersplan. Uitgangspunt is dat wezenlijk wordt bijgedragen aan de na te stre ven doeleinden van natuur- en landschapsbehoud. Gaat het vooral om het behoud van de weidevogels, dan zullen bepalingen met be trekking tot maaien en weiden doorgaans onderdeel uitmaken van de beheersovereenkomst. Op zorgvuldige wijze wordt nagegaan of dat binnen het bedrijf mogelijk is. Veelal leidt dit ertoe dat de be heersbepalingen op een deel van het bedrijf worden toegepast. Op deze wijze is het mogelijk om economisch rendabel boer te zijn en te blijven. Overleg met de streek Het beheer dient in goed overleg met de streek plaats te vinden. Bij het opstellen van de plannen moet daarom, meer dan tot nu toe, op gerichte wijze contact met de streek worden gezocht. De Stich ting Beheer Landbouwgronden bestudeert momenteel of overleg commissies, als verbinding tussen de streek en de adviescommis sies op provinciaal niveau, in dit opzicht een functie kunnen vervul len. Bij beheersregelingen is dit van belang, omdat er sprake is van omschakeling naar een andere soort landbouw, waarin natuur en landschap een belangrijk aspect vormen. Het is verschillende boe ren niet geheel duidelijk hoe zoiets binnen de eigen situatie kan worden gerealiseerd. Daarom wordt gedacht aan het opzetten van demonstratie-objecten, waar boeren kunnen zien hoe de beheers maatregelen op een bedrijf uitwerken. Beheer en planologie Regelmatig doen zich in de praktijk vragen voor over de relatie tussen beheer en planologie. Beide instrumenten dienen elkaar te ondersteunen en te versterken. In dit verband is voorstelbaar dat in het bestemmingsplan enige bepalingen worden opgenomen die de basis leggen voor een verdere uitbouw door middel van de be heersregelingen. Bestuurlijk onaanvaardbaar zijn echter planologische bepalingen buiten de voorziene beheers- en reservaatsgebieden die beogen een zelfde situatie te creëren als in de beheers- en reservaatsgebie den, zonder dat daar beheersvergoedingen tegenover staan. Bo vendien past dit niet bij het karakter van gebruiksvoorschriften zoals die in bestemmingsplannen kunnen worden opgenomen. De Rela tienota is er juist voor, bij beperkingen in de agrarische bedrijfsvoe ring beheersvergoedingen te verstrekken. DR. OTTO: BEPLANTING VERBINDT LANDBOUW EN LANDSCHAP ,,De houtbehoefte in ons land wordt voor 90% door import gedekt. Dit veroorzaakt een tekort op de betalingsbalans van 3 miljard gul den per jaar. Op grond hiervan vraag ik mij af, of hier geen kansen liggen vooreen terugkeer binnen het landbouwbedrijf op econo mische grondslag van erf beplantingen, bomen, singels, hout wallen en kleine bosjes van snelgroeiende houtsoorten op passende plaatsen. Wellicht zou ook hier een brug kunnen worden geslagen tussen landbouw en landschap". Dit onder meer zei dr. W. M. Otto, directeur-generaal voor Land inrichting, Grond- en Bosbeheer tijdens de conferentie „Grondge bruik" van de Nederlandse Christelijke Boeren- en Tuindersbond (CBTB) in de Reehorst te Lunteren op 11 december 1980. De directe verbranding van hout, de oudste energiebron van de mens, en in de derde wereld nog steeds de belangrijkste, begint bij de huidige energieprijzen weer aantrekkelijk te worden. De ver- brandingswaarde van 1 m3 droog hout is gelijk aan die van 200 - 220 liter olie, en op niet al te slechte grond is een houtproduktie van 6 a 8 m3 per jaar per hectare gemakkelijk bereikbaar. In de landbouw werd tot voor kort de kostenbesparing vooral ge zocht in arbeidsbesparing. In toenemende mate zal ook worden ge zocht naar mogelijkheden tot energiebesparing en energieproduktie. Niet met de gedachte, dat hiermee het energievraagstuk kan wor den opgelost, maar omdat ook alle kleine beetjes bijdragen tot ver mindering van importafhankelijkheid en tot verbetering van de be talingsbalans. Bovendien gaat het om milieuvriendelijke en ver nieuwbare energiebronnen. Zo is Staatsbosbeheer druk bezig de tijdens de laatste wereldoorlog bekende houtgasgeneratoren, in een moderne vorm nieuw leven in te blazen. Met een kleine houtvergassingsinstallatie kan energie worden gewonnen, zowel direct via bestaande verbrandingsmoto ren als indirect door tussenschakeling van een elektrische generator. Andere mogelijkheden zijn vergisting van mest en afvalprodukten tot methaangas en windenergie. De lagere bevolkingsdichtheid en verspreide bewoning in het landelijke gebied biedt bij uitstek de mo gelijkheid voor gedecentraliseerde kleinschalige energie-opwekking. NGT GEODESIA 81 Structuurschema Landinrichting In een ander deel van zijn rede ging dr. Otto in op een aspect van de nieuwe Landinrichtingswet nl. het Structuurschema Landinrich ting. Verwacht kan worden dat dit beleidsvoornemen van de rege ring binnenkort zal worden gepubliceerd. Op dit ogenblik is het Structuurschema Landinrichting het enige structuurschema, waar voor in een wettelijk systeem, nl. de Landinrichtingswet, een plaats en een functie wordt geregeld. Het structuurschema bevat voor een daarin vermelde tijd de hoofdlijnen en beginselen van het na tionale landinrichtingsbeleid en geeft in het bijzonder inzicht in de ruimtelijke aspecten van dat beleid. Aldus vormt het de beleidsmatige achtergrond voor het jaarlijks bij te stellen voorbereidingsschema dat de gebieden bevat, waar land inrichtingsprojecten worden voorbereid en geeft het inzicht in de actuele stand van de voorbereiding. Het is dus niet het structuur schema, maar het voorbereidingsschema dat als middellang ter mijnplan functioneert. Het structuurschema geeft gebieden aan met een totale opper vlakte van ca. 700.000 hectare. Daarbij wordt ervan uitgegaan 40.000 hectare integrale landinrichting per jaar in uitvoering te ne men, uiteraard voor zover hiertoe de budgettaire mogelijkheden aanwezig zijn. Het structuurschema is gericht op de in de periode 1985 tot en met 1994 (eerste fase) in uitvoering te nemen projecten met een „doorkijk" naar de periode 1995 - 2004. In tegenstelling tot de tot dusverre verschenen structuurschema's bevat het Structuurschema Landinrichting geen „harde" uitspra ken over wat, waar, en wanneer iets tot stand moet komen. Het geeft in feite alleen aan welke voor te stellen landinrichtingsprojec ten, mits die aan een aantal voorwaarden voldoen, kans maken te worden uitgevoerd. Het schema bevat derhalve alleen een soort bestuurlijke intentie, een op de ontwerp-Landinrichtingswet ge baseerd systeem van toetsing en voorbereiding van projecten en de doelstellingen en beginselen van het landinrichtingsbeleid en zal daardoor het minst concrete structuurschema worden dat tot dusver is verschenen. De in de ontwerp-Landinrichtingswet neer gelegde systematiek maakt een andere opzet, zo men die al zou wil len kiezen, ook niet goed mogelijk. Wel is de prioriteitskeuze in welke gebieden wel of geen landinrichting helder en duidelijk geformuleerd. Met deze eigenschappen is het structuurschema vooral te beschou wen als een bestuurlijk hulpmiddel in de verwezenlijking van het landinrichtingsbeleid op langere termijn. De landbouwwereld zal er daarom op bedacht moeten zijn dat dit schema voor velen die in de procedure van de planologische kernbeslissing (PKB) zullen willen participeren een moeilijk te hanteren stuk zal zijn. Immers, men zal vooral willen weten welke gebieden wanneer en op welke wijze aan de orde komen en op deze concrete vragen zal dit struc tuurschema geen antwoord kunnen geven. Een en ander zal vrij zware eisen stellen aan de voorlichting over dit structuurschema, waarbij de knikkers in dit spel niet direct zichtbaar zijn, maar verbor gen zitten in de doelstellingen en beginselen van het voorgestelde landinrichtingsbeleid, aldus de directeur-generaal. Landbouw, natuur en landschap Ten slotte stond de heer Otto stil bij het spanningsveld tussen land bouw en natuurbescherming. Hij waarschuwde beide ervoor elkaar niet teveel ellende aan te praten. Het heeft géén zin te roepen, dat de strijd om de natuur een verloren achterhoedegevecht is, even min heeft het zin, te klagen dat de landbouw wordt gewurgd door de natuurbescherming. We leven nu eenmaal in een dichtbevolkte delta waar natuur, landschap en milieu, als we niet oppassen, er onderdoor gaan; allereerst vanwege de verstedelijking, de industrie, het verkeer en de recreatie, maar ook door bepaalde ongecontro leerde ontwikkelingen in de landbouw. Maar omgekeerd is deze landbouw onmisbaar voor onze betalingsbalans en werkgelegen heid en onmisbaar als beheerder van ons landelijke gebied. We moeten samen naar praktische oplossingen zoeken. Bij een ruimtelijk beleid, zoals voorgestaan in de Nota Landelijke Gebieden, en bij toepassing van de Relatienota kan in veel gebieden, waar nu onvrede en onrust heersen, worden gewerkt aan dergelijke oplos singen. De heer Otto adviseerde de landbouw, op bepaalde gebieden zelf initiatieven te nemen door kritisch te bezien welke mogelijkheden er zijn om beheersvormen voor eigen grondgebruik na te streven, die zonder nadelen voor de landbouw ten opzichte van natuur en milieu gunstiger dan wel minder nadelig uitwerken. Het onderzoek in Wageningen, in het bijzonder onder leiding van prof. dr. P. Zonderwijk, heeft in de afgelopen 10 jaren zoveel resul taten opgeleverd, dat de tijd nu rijp is om deze op grote schaal in de praktijk toe te passen. Het betreft vooral: het beheer van wegbermen; het beheer van watergangen en het gebruik van bestrijdingsmiddelen op bouw- en weilanden zelf. 63

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1981 | | pagina 21