De 19e eeuw en de eerste helft van de 20e eeuw wer
den vooral gekenmerkt door het vervaardigen van
topografische kaarten met schalen variërend tussen
1 25.000 en 1 100.000.
Wat de grootschalige opmetingen betreft, is bekend
dat deze begonnen onder de Franse bezetting. Elke
gemeente werd bedekt met een georiënteerd drie-
hoeksnet; spijtig genoeg waren al deze netten onaf
hankelijk van elkaar.
De ,,Assemb/ée Constituante" beveelt, bij decreet
van 16 en 23 september 1791, de oprichting van een
kadaster, waarin een perceelsgewijze opmeting is
voorzien. De bedoeling was grondbelastingen te hef
fen om de expansiepolitiek van de Franse republiek te
kunnen financieren. De werkzaamheden begonnen in
1808 en gingen door tot 1843. Hierbij maakte men
hoofdzakelijk gebruik van de grafometer. Belangrijk is
dat men de metingen uitvoerde volgens het principe
van het bijzondere naar het algemene".
Dit fiscale kadaster, gebaseerd op plannen met weinig
of zonder metrische waarde, heeft diepe sporen nage
laten. De moeilijkheden waarmee wij nu afrekenen
moeten wij beschouwen als het erfdeel van 170 jaar
lijmen en herlijmen van plannetjes die op verschillende
manieren tot stand kwamen.
De tweede helft van de 20e eeuw wordt vooral geken
merkt door de grootschalige kartografie, waarvan het
belang voor ons huidige leefpatroon niet meer kan
worden betwist.
Het is wel eigenaardig te moeten vaststellen dat
België, in tegenstelling tot de omringende landen,
nooit veel interesse heeft weten op te brengen voor
de geowetenschappen. Slechts een zeer klein aantal
specialisten heeft door zelfstudie en buitenlandse
contacten ervoor gezorgd dat de fundamentele we
tenschappen als de geodesie, de landmeetkunde en
de kartografie zijn blijven bestaan. Een belangrijke
factor die deze toestand in de hand heeft gewerkt, is
ontegenzeglijk een gebrek aan interesse bij het onder
wijs. Op universitair niveau bestaat er geen studie
richting in de geowetenschappen; in België wordt
men geodeet bij toeval. Gebaseerd op historische
gronden wordt nochtans een belangrijk deel van het
studieprogramma van de polytechnische afdeling van
de Koninklijke Militaire School voorbehouden voor de
theorie en de praktijk van de hogere en de lagere
geodesie.
In België bestaat wel avondonderwijs, maar het pro
gramma dateert uit de jaren dertig. Het diploma van
„Landmeter-expert in onroerende goederen" wordt
afgegeven door een middenjury. Bovendien is het
beroep van landmeter niet wettelijk geregeld: het
steunt nog steeds op een Koninklijk Decreet van
Willem I, Koning der Nederlanden, van 1825. Later
kende men wel een paar Ministeriële en Koninklijke
Besluiten maar tot een wettelijke regeling kwam het
niet.
Het praktische gevolg van deze toestanden is nu dui
delijk zichtbaar: afgezien van de topografische kaart,
die alle lof verdient, werden in België nooit initiatieven
genomen om een samenhangend informatiesysteem
op het gebied van de landmeetkunde en de karto
grafie op te zetten. Onder druk van enkele onderwijs
mensen en ambtenaren is sedert 1975 een nieuwe
visie ontstaan. Maar een visie is niet voldoende; het
probleem is technisch niet te onderschatten en de
kosten van het voorgestelde systeem stemt tot na
denken. Het grootste probleem is van psychologische
aard omdat, gezien de geschiedenis, er weinig theore
tici zijn en de pragmatische Belg alleen is geïnteres
seerd in het onmiddellijke gebruik van pasklare tech
nieken. De spreuk „beter laat dan nooit" sterkt ons in
de overtuiging dat wij niet werken voor onze generatie
maar wel voor de volgende, die, zo hopen wij, vrucht
baar gebruik zal kunnen maken van wat nu op schrift
wordt gesteld.
In de rest van dit betoog zal worden ingegaan op de
vraagstelling hoe een informatiesysteem, ten behoeve
van het bodembeleid, kan worden opgezet en ont
wikkeld. De voorgestelde werkwijze werd opgesteld
door de werkgroep Bodem", die een officieel man
daat kreeg toegewezen.
2. Het Belgische informatiesysteem
Een informatiesysteem bestaat uit verschillende reper
toria die op elkaar aansluiten en volgens een vast
staande procedure kunnen worden ondervraagd. Een
repertorium bestaat uit een geheel van gegevens, dat
betrekking heeft op een entiteit; het begrip entiteit
slaat zowel op natuurlijke als rechtspersonen alsook
op objecten zoals percelen, gebouwen of voertuigen.
Tot voor enkele jaren was er geen sprake van infor
matiesystemen of repertoria maar men kende wel ver
zamelingen van aantekeningen (fichiers), die gericht
waren op een specifieke toepassing. Zo had elke ge
meente een fichier voor dienstplichtigen, voor gepen
sioneerden, enzFichiers zijn natuurlijk geken
merkt door overlappende inschrijvingen; vandaar de
noodzakelijkheid van „databanken", die informatie
van verschillende aard en oorsprong bevatten en ter
beschikking staan van een groot aantal gebruikers.
Het Belgische informatiesysteem bevat drie reper
toria:
het repertorium der natuurlijke personen, ook ge
noemd het „Rijksregister". Elke Belgische onder
daan, verblijvend in België of in het buitenland, en
elke vreemdeling die verblijft in België, krijgt een
nationaal nummer. Typisch Belgisch is het feit dat
dit register bestaat, hoewel over de wet die de
organisatie en het gebruik ervan moet regelen nog
niet werd gestemd in de wetgevende kamers;
het repertorium der rechtspersonen, ook genoemd
het repertorium der ondernemingen. Ook aan
rechtspersonen werd een nationaal nummer gege
ven te zamen met alle ondernemingen die geen
rechtspersoonlijkheid hebben maar wel over een
BTW-nummer beschikken;
het repertoriumGrondbank"; dit repertorium be
staat nog niet, maar de structuur en het gebruik
ervan werden ter goedkeuring voorgelegd. Aange
zien dit repertorium ons speciaal interesseert, zul
len wij er dieper op ingaan en de genomen opties
verduidelijken. Het is echter nu reeds duidelijk, dat
het repertorium „Grondbank" veruit het moeilijkst
is op te stellen, gezien het aantal diensten en disci
plines die erbij worden betrokken.
3. Het repertorium „Grondbank"
De optiefactoren die vooraf werden vastgelegd zijn de
volgende:
46
NGT GEODESIA 81