1. Het grondrepertorium moet een multidisciplinair
karakter hebben.
2. Een juiste maar onvolledige informatie is beter dan
een foutieve of totaal ontbrekende informatie.
3. In een overgangsfase moet zoveel mogelijk gebruik
worden gemaakt van de bestaande informatie. Dit
betekent dat in een beginfase het repertorium af
gestemd is op bestaande grafische documenten.
4. In zijn uiteindelijke vorm moet het repertorium een
gemengd ,,numeriek-grafisch" karakter hebben.
5. De verantwoordelijkheid voor het opstellen en bij
houden van de informatie is gedecentraliseerd; dit
houdt in dat verschillende administraties zullen in
staan voor een bepaald onderdeel van de grond
bank.
De meest beperkende optiefactor is de afspraak,
dat moet worden gestart met de bestaande informa
tie. Het is immers ondenkbaar geheel opnieuw te be
ginnen, gezien de complexiteit van het probleem, de
enorm lange uitvoeringstermijn en de kosten die eraan
zijn verbonden.
Ten einde de politiek verantwoordelijke personen te
kunnen overtuigen, werd in 1977 een raming gemaakt
van de potentiële winsten die een uniform systeem
kan opleveren in de stad Brussel. Hierbij werden de
verschillende openbare diensten en particuliere onder
nemingen betrokken die relaties hebben met de dienst
openbare werken. Er werd ook advies gevraagd aan
nutsbedrijven (water, gas, elektriciteit), studiebureaus
en verzekeringsmaatschappijen. Men kwam tot de
conclusie dat jaarlijks 50 miljoen gulden onnodig werd
uitgegeven aan schadevergoeding, dubbel gebruik,
nodeloos gezoek en dergelijke.
Indien de studie zou worden uitgebreid tot het gehele
grondgebied van België, dan zijn onnodige uitgaven
van 300 miljoen gulden per jaar niet ondenkbaar.
Het is dus duidelijk dat een jaarlijkse investering, die
20% zou bedragen van deze nutteloze uitgaven, de
mogelijkheid schept een dergelijk informatiesysteem
op te bouwen.
4. De bestaande informatie als uitgangspunt
De bestaande informatie werd sterk beïnvloed door
het hypothecaire systeem, dat ons in 1807 door Napo
leon werd opgelegd. Zoals bekend heeft België een
negatief of persoonlijk systeem; dit heeft tot gevolg
dat de eigenaar een centrale rol speelt terwijl het ob
ject, het grondstuk, slechts wordt gezien als een
bron van inkomsten; anders gezegd: wij hebben een
fiscaal kadaster.
Dit kadaster wordt gekenmerkt door twee soorten
informatie:
1De geschreven informatie in de vorm van registers
waarin de naam van de eigenaar en alle inlich
tingen met betrekking tot het perceel voorkomen.
2. De grafische informatie in de vorm van perceels
plannen op schalen 1 1.000, 1 2.000 of 1 12.500.
Zoals wij eerder hebben gezien werden deze plan
nen lokaal „opgemeten", waardoor aansluiting
moeilijk of onmogelijk is. Het grondgebied wordt
bedekt door 23.000 planbladen (10.000.000 perce
len).
Naast het kadaster zijn er, zoals kan worden ver
wacht, een serie openbare en particuliere diensten,
die elk hun eigen kaarten maken op de meest uit
eenlopende schalen en in de meest diverse vormen.
Als gevolg hiervan kennen wij een ongehoorde graad
van overlapping en dubbel gebruik. Op enkele uitzon
deringen na is de beschikbare informatie en de struc
turele opbouw ervan alleen geregistreerd ten behoeve
van de functie en de behoeften van de organisatie die
de informatie verzamelt en gebruikt. De traditionele
informatiedragers zoals dossiers, lijsten, kaarten en
atlassen zijn het meest in gebruik.
De topografische opmetingen worden zelden betrok
ken op het bestaande triangulatienet. Alleen de pun
ten die tot dit net behoren zijn wettelijk beschermd,
de andere punten worden meestal niet bewaard en
zijn van tijdelijk belang voor een bepaalde dienst.
Het bijhouden van de informatie kost meestal even
veel als de oorspronkelijke registratie en gebeurt
meestal niet of zeer onregelmatig. Voor een potentiële
gebruiker van de informatie is het moeilijk te weten te
komen, wie welke informatie bezit en hoe hij er toe
gang toe kan krijgen.
Kortom, een nieuwe visie drong zich op en wij zullen
daar nu verder op ingaan.
5. Concept van het toekomstige systeem
Het voorgestelde systeem is een gestructureerd ge
heel van repertoria en coördinatieprocedures. De ba
sis van het systeem is een centraal repertorium van de
bodem waarop de andere repertoria aansluiten. Eén
enkel centraal systeem met alle informatie is niet
wenselijk en verder onmogelijk door:
het aantal en de verscheidenheid van de gebrui
kende partijen;
de omvang van de gegevens en de thematische
aard van de meeste ervan;
het vertrouwelijk karakter van sommige gegevens.
Een in hoge mate geautomatiseerd systeem is noch
nuttig noch mogelijk op middellange termijn. De ge
bruiker heeft evenzeer behoefte aan kartografische
documenten als aan numerieke gegevens. Het sy
steem moet niettemin openstaan voor een steeds
groter gebruik van de technische mogelijkheden, die
voortkomen uit de ontwikkeling, op het gebied van
opmetingen, fotogrammetrie, digitalisering, informa
tietechnieken en het geautomatiseerd tekenen.
Hoe geautomatiseerd een systeem ook mag zijn, som
mige gebruikers zullen steeds verplicht zijn lokale en
quêtes te verrichten of nauwkeurige opmetingen te
doen.
Naast de verschillende repertoria bestaat een geheel
van coördinatieprocedures inzake de structurele op
bouw, inzameling, bijwerking, bewaring en versprei
ding van de informatie ten einde alle gebruikers de
resultaten van elk van hen ter beschikking te stellen,
met inachtneming van de autonomie van iedereen,
van zijn eigendomsrechten en het vertrouwelijk karak
ter van bepaalde gegevens.
Het repertorium bodem is dus een verplicht door-
gangspunt bij het uitwisselen van informatie tussen
de verschillende repertoria, die een thematisch karak
ter hebben en fysiek op verschillende plaatsen zijn
opgesteld. Ten einde deze wisselwerking mogelijk te
maken wordt een identificatiecode ingevoerd; deze
identificeert een elementair deel van de bodem: het
perceel.
Het identificatienummer,identifiant" van elk elemen
tair deel van het grondgebied moet dienen als bind
middel tussen de verschillende databanken en dient
NGT GEODESIA 81
47