en een beperkte bijkomende cijfercodering, de thema tische informatierepertoria te bereiken. Het basisrepertorium zal voor elk perceel de andere repertoria kunnen aangeven, waarin specifieke infor matie over dat perceel is opgenomen. Op die manier komt men te weten of een perceel bijvoorbeeld op het Ministerie van Openbare Werken of in een bestand van een elektriciteits- of waterleidingmaatschappij of de RTT voorkomt. Een dergelijk beleidsinstrument kan echter niet alleen steunen op databanken. Een grafische documentatie van landmeetkundige aard is minstens even belang rijk. Deze overweging lag aan de basis van nieuwe werkmethoden die betrekking hebben op topografie en kartografie. Onder kartografie verstaan wij hier een grootschalige multidisciplinaire kaartvervaardi ging". 7. Coördinatie van de topografische opmetingen Deze coördinatie veronderstelt opties die betrekking hebben op de plaatsing en het bewaren van de topo grafische vaste punten, alsook het beschikbaar stellen van de meetresultaten. Het bepalen van de grondslagpunten op een zo ratio neel mogelijke wijze, het vaststellen van hun ken merken, hun dichtheid en hun verdeling zijn sterk af hankelijk van de opmetingsprocedures, die op hun beurt afhankelijk zijn van de beschikbare meetappara tuur. Het bewaren en het onderhouden van een oor deelkundig gekozen net van vaste punten moet als uitgangspunt van een coherent beleid inzake opme tingen, worden beschouwd. De beste bescherming is die te voorzien bij de wet; het is nodig de bestaande wet op de bescherming van de vaste punten uit te breiden tot alle vaste punten, die van algemeen be lang zijn. Tot nu toe is dit alleen het geval voor de punten van de Rijksnetten, opgesteld door het Natio naal Geografisch Instituut. De resultaten van alle opmetingen die betrekking hebben op de grondslag en topografie moeten ter beschikking kunnen worden gesteld van alle gebrui kers. In principe zouden alle overheidsdiensten die op metingen doen, of laten doen en de resultaten ervan benutten, moeten worden betrokken bij de coördina tie-activiteiten, zelfs indien voor sommigen onder hen de omvang en frequentie van de activiteiten beperkt of van toevallige aard zijn. Sommige particuliere be drijven voeren omvangrijk meetwerk t.b.v. topogra fische kaartvervaardiging uit; die bedrijven worden derhalve, in principe, betrokken bij de uitbouw van het systeem. Overlappingen zullen niet volledig kun nen worden uitgesloten omdat de precisienormen van de in coördinaten bepaalde punten niet noodzakelij kerwijze dezelfde zijn voor alle geïnteresseerden. Het is dus niet uitgesloten, dat voor eenzelfde fysiek punt meer dan één stel coördinaten voorhanden zijn. Hieruit vloeit voort dat aan de coördinaten van een punt een precisienorm (een standaardafwijking) moet worden gekoppeld, zodat geen twijfel kan bestaan over de manier waarop de coördinaten tot stand zijn gekomen of kunnen worden gebruikt (triangulatie, detailmeting en fotogrammetrie). 8. Het concept van een grootschalig multidisci plinair kaartenbestand De moderne techniek biedt de mogelijkheid het nume rieke en het grafische aspect van de kartografie te integreren. Aan de thematische en selectieve behoef ten kan dus gemakkelijker, economischer en efficiën ter worden voldaan. De thematische of multidiscipli naire behoeften zijn het gevolg van een meer inten sieve en rationele exploitatie van de bodem. Daar waar de gebruiker zijn mogelijkheden op het gebied van numerieke systemen ziet toenemen, blijft hij evenwel geconfronteerd met een niet-bestaand, on bruikbaar of weinig exploiteerbaar kaartenbestand op grote schaal. De kern van het probleem is dus het automatisch opmaken van polyvalente kaarten op grote schaal. Het overschakelen van de bestaande op de voorgestelde kaarten geeft niettemin een pro bleem: moet men de bestaande kaarten progressief aanvullen of moet men nieuwe kaarten vervaardigen? In de ontwikkelde landen kiest men uiteraard voor de eerste oplossing, omdat deze op korte termijn uitvoer baar is, minder duur is en geleidelijk kan worden ver beterd. Men gaat uit van een fotoplan dat wordt verkregen door integratie van alle bestaande opme tingen, fotogrammetrisch vervaardigde kaarten en fotokaarten. De volgende schalen worden voorgesteld: voor het platteland 1 2.000; voor de stedelijke agglomeraties 1 1.000 of 1 500, naargelang de dichtheid van de informatie die op het fotoplan moet voorkomen. Als formaat wordt voorgesteld DIN A 0. Dit plan dient als basisdocument voor de lokalisering en tevens als in formatiebron voor de meest uiteenlopende thema's. Aangezien het plan niet alle thematische informatie kan bevatten en deze trouwens een selectief karakter heeft, wordt onderscheid gemaakt tussen de permanente elementen (ruitennet, hoogtelij nen, toponymie, grenzen van administratieve of bodemkundig afzonderlijke zones) die door over- tekening aan het fotopian zullen worden toege voegd; de veranderlijke elementen (topografische punten, perceelsgrenzen, infrastructuur, gewestplannen, buizen, kabels, enz.), die op transparanten zullen worden getekend en bijgehouden door specia listen van het thema. Op korte termijn moet men de bestaande documenten gebruiken en deze integreren. De meetkundige waar de van deze documenten zal vaak kleiner zijn dan die van het document waarin men ze wil integreren. Der halve moeten ze qua vorm worden gewijzigd door numerieke, fotografische of grafische transformatie. Alleen automatisch tekenen, op de gewenste schaal, van een plan waarop slechts de informatie voorkomt die men wenst, zal het in de toekomst mogelijk maken, binnen de vereiste termijn, aan de wensen van de gebruikers tegemoet te komen. Dit zal geleide lijk, als functie van de behoeften en ontwikkelings kosten, leiden tot de aanleg en „updating" van een multidisciplinaire numerieke „data base", als resul taat van de digitalisering van het fotoplan en zijn over lays. Dank zij deze numerieke „data base" zullen andere toepassingen mogelijk zijn (b.v. het maken van tracés in het kader van infrastructurele werken, het perspectivisch tekenen enz.); ook zal een koppe ling tot stand kunnen worden gebracht met de diverse bestanden van het systeem en een koppeling met ex terne systemen (bevolking, activiteiten). De geleidelijke uitwerking van een dergelijk systeem zal een nauwe coördinatie van de activiteiten vergen alsook overleg inzake de programma's voor het op- NGT GEODESIA 81 49

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1981 | | pagina 7