maken van de multidisciplinaire plans. Hieruit vloeien
twee besluiten voort:
de oprichting van een centrale organisatie, die ver
antwoordelijk is voor het basisfotoplan, de gere
gelde vernieuwing ervan en, eventueel, het be
waren van de thematische documenten;
het in overeenstemming brengen van de be
staande documenten, het digitaliseren ervan en het
actualiseren van de daaruit voortkomende „data
base". Voorts zal het automatisch tekenen van
thematische of multidisciplinaire kaarten moeten
worden gecoördineerd.
De hierboven vermelde verrichtingen zullen niettemin
moeten worden gedecentraliseerd omdat de meer
gedetailleerde informatie alleen door lagere echelons
kan worden bijgehouden.
Gezien de historisch gegroeide toestand waarin wij
ons bevinden en gelet op de niet te onderschatten
moeilijkheden om het eens te worden over het feit wie
wat zal doen in de nieuwe context, ben ik persoonlijk
de mening toegedaan, dat het verzamelen en het inte
greren van bestaande thematische plannen en kaarten
onze eerste opdracht is. Zelfs als de kwantitatieve
eigenschappen van deze documenten niet bevredi
gen mag toch worden gezegd dat een groot deel van
de gevraagde informatie van kwalitatieve aard is.
Ik ben van mening dat de tijd voorbij is waarin een
overdreven waarde werd gehecht aan de grafische
voorstelling van de opmetingen. Zelfs in dit geval
heeft een grafische maat een relatieve waarde en
niemand zal het wagen nieuwe infrastructurele wer
ken te beginnen op basis van grafisch ontleende
maten.
Indien men later wenst over te gaan tot een numeriek
gericht informatiesysteem mag men niet uit het oog
verliezen, dat specifieke informatie steeds afkomstig
zal zijn van bestaande plans en kaarten. Hieruit volgt
dat vroeg of laat in de ontwikkeling van het systeem
werk zal moeten worden gemaakt van de soms zeer
oude grafische informatie.
Tot nu toe bestond niet de minste coördinatie bij het
bepalen van de schaal, de afmetingen van de plans,
de gebruikte symboliek, de oriëntatie der bladen
of de fysieke drager. Hieruit volgt dat de superpositie
van verschillende thematische kaarten onmogelijk is.
Technisch gezien is het probleem van de integratie op
te lossen terwijl het organisatorische aspect sterk
wordt beïnvloed door de „goodwill" van de verschil
lende informatiebezitters, die niet allen even graag
hun documentatie ter beschikking stellen. In tegen
stelling met wat sommigen beweren heeft de grafi
sche documentatie nog steeds haar waarde en zal ze
deze ook in de toekomst behouden.
9. Overzicht van de gevolgde procedure bij de
ontwikkeling van een numeriek-grafisch in
formatiesysteem met betrekking tot het bo
dembeleid
1. In een eerste fase wordt overgegaan tot het op
maken van een superposeerbare multidisciplinaire
grootschalige kaart, afgeleid uit bestaande grafi
sche documenten, waarbij het basisdocument een
orthofotokaart is. Deze fase wordt gekenmerkt
door vormtransformaties van de bestaande docu
menten, fotografische vergroting of verkleining
van deze documenten en een beperkte digitale
werkwijze bij het bepalen van de geocodes.
2. In een tweede fase wordt overgegaan van het
zuiver grafisch naar een „numeriek-grafisch" in
formatiesysteem, waarbij wordt uitgegaan van het
grafische systeem dat zijn volle waarde behoudt.
Deze fase wordt gekenmerkt door een systemati
sche digitalisering van bepaalde details.
3. In een derde fase wordt aan het numerieke gedeel
te van de informatiebank, dat tot nu toe alleen een
topografische aard had, administratieve en econo
mische basisinformatie toegevoegd, die toelaat
thematische gedecentraliseerde repertoria te raad
plegen. De verbinding wordt teweeggebracht door
de geocode, die wordt beschouwd als een ver
plicht doorgangspunt.
Deze drie fasen kunnen in zekere mate parallel ver
lopen.
10. Slotbeschouwingen
Ik meen te mogen opmerken dat de euforie van de
zuiver numerieke kaartvervaardiging over haar hoog
tepunt heen is. Alhoewel de theoretische zienswijze
hieromtrent tot fantastische resultaten kan leiden, kan
niet worden ontkend dat de praktische toepassing er
van realistisch moet worden benaderd. Een overvloed
aan informatie die niet kan worden bijgehouden is te
verwerpen, een beperkte maar juiste informatie is
praktisch te exploiteren.
Men moet kritisch de toepassing van een werkproce
dure benaderen, indien deze is gebaseerd op de erva
ringen die zijn opgedaan in een beperkt testgebied
van enkele hectaren. Zulke tests kunnen wel nieuwe
gedachten tot gevolg hebben, maar ook onrealisti
sche conclusies, in het bijzonder als men zich beperkt
tot een gewone extrapolatie.
Geodeten, fotogrammeters, topografen en kartogra-
fen moeten zich bewust zijn van drie zaken
het probleem van het multidisciplinair informatie
systeem kan niet alleen door deze specialisten-
groep worden opgelost;
dergelijke informatiesystemen worden opgezet ten
behoeve van een omvangrijke groep van andere
specialisten; vruchtbaar werk is alleen mogelijk als
de geowetenschappers precies weten wat de po
tentiële gebruikers van hen verwachten;
zij moeten zich aanpassen aan verschillende preci-
sienormen wanneer het kwantitatieve aspect van
het gestelde probleem gaat meetellen. Uitdruk
kingen als „zo nauwkeurig mogelijk" of „op een
zo groot mogelijke schaal" zijn uit den boze.
Sedert 1950 onderkennen wij de noodzaak om een
nieuwe soort informatie, die de dagelijkse beslissin
gen kan vergemakkelijken in te winnen, te regelen en
beschrijven.
Jean Monnet schreef in zijn memoires de volgende
betekenisvolle zin: „Wij moeten een gemeenschap
pelijke taal vinden voor diegenen die weten en die
genen die beslissen". Het is in die geest, dat de Raad
van Europa in 1974 heeft opgeroepen tot een ecolo
gische kartografie", die het gebied van de gehele
gemeenschap bedekt. Het gaat hier om een karto
grafie die het milieu wetenschappelijk beschrijft. Alle
disciplines, maar niet het minst de geodesie, de foto-
grammetrie, de topografie en de kartografie zullen
hieraan hun steentje moeten bijdragen.
50
NGT GEODESIA 81