Figuur 3. Hollandse Cirkel. Foto copyright ESoerhaave Museum, Leiden. Collectie H. Jaspers. was tussen de landmeters in de diverse landen, wat betreft kennisniveau en methodieken. Alleen door het vakmanschap van een bepaalde persoon zien we dat er verschillen optreden in het door hen verrichte werk. Een andere ontwikkeling is het ontstaan van typisch landmeetkundige meetinstrumenten. Vóór die tijd be stonden alleen hoekmeetinstrumenten, die voor as tronomische metingen konden worden gebruikt, zoals het astrolabium en het kwadrant. In de 16e eeuw ont staan aangepaste astronomische instrumenten, voor namelijk astrolabia, maar later ontstaan landmeetkun dige meetinstrumenten. Zo vond in 1597 de Fransman Ph. Danfrie de graphomètre uit. Dit instrument zou vooral in Frankrijk, maar ook elders, tot de opkomst van de theodoliet, een van de belangrijkste hulp middelen van de landmeter blijven. In Holland werd door J. P. Dou de Hollandse Cirkel (figuur 3) uitgevonden. Dit instrument waarvan de be schrijving verscheen in 1612, werd gedurende de vol gende 200 jaren het meest gebruikte hoekmeetinstru- ment in ons land. De driehoeksmeting en graadmeting van Snellius Reeds eeuwenlang hebben geleerden zich bezigge houden met de vraag wat de afmetingen van de aarde zijn. De eerste was de Griek Eratosthenus 275-i 195 v. Chr.In theorie is de oplossing van het pro bleem vrij eenvoudig: bepaal tussen twee plaatsen, die op dezelfde lengtegraad liggen, nauwkeurig het breedteverschil en de afstand en bereken hieruit de omtrek van de aarde. In de praktijk is het probleem heel wat ingewikkelder, waarbij vooral de afstandsbe paling de grootste moeilijkheden oplevert. In 1525 werd dit door de Franse arts Fernet gedaan door het aantal omwentelingen van zijn rijtuigwiel te tellen. Het behoeft geen betoog dat zo'n methode tot zeer grote onnauwkeurigheden leidde. De eerste wetenschappelijke oplossing van dit pro bleem is afkomstig van de Nederlander Willebrord Snellius. Willebrord Snel van Royen (1580-1626) is een van de vele grote geleerden, die sedert de oprich ting van de Universiteit van Leiden in 1575 (als dank voor het verzet van de stad tegen de Spanjaarden) NGT GEODESIA 81 daar werkzaam is geweest. Hij was hoogleraar in de wiskunde en de astronomie en is onder meer interna tionaal bekend geworden door de ontdekking van de brekingswetten van het licht. Ook heeft hij zich bezig gehouden met het probleem van de groottebepaling van de aarde. Het resultaat van zijn werk is gepubli ceerd in zijn in 1617 verschenen publikatie Eratos thenus Batavus. De Terrae ambitus vera quantitate". (De Nederlandse Eratosthenus. Over de ware afme tingen van de aarde). De oplossing bestond uit het leggen van een drie- hoeksnet tussen twee ver gelegen punten, Alkmaar en Bergen op Zoom (figuur 4) en het nauwkeurig meten van een basis in de buurt van Leiden, die met behulp van een basisvergrotingsconstructie in het net werd ingevoerd. Daardoor kon de lengte van een van de zijden worden berekend. Bij doorrekening van het gehele net kon vervolgens de afstand Alkmaar-Ber gen op Zoom worden bepaald. Het is deze door Snel lius uitgevonden methode, die later bij alle graad metingen en grondslagmetingen voor nationale kaar- teringen is toegepast. Wanneer men zich realiseert dat Snellius bij zijn metingen geen gebruik kon maken van richtkijkers omdat die toen nog niet waren uitge vonden, en het geheel is berekend zonder logarithme- tafels of rekenmachines omdat die toen nog niet be schikbaar waren, dan kan men alleen maar de groot ste bewondering hebben voor zijn arbeid. Zijn geode tisch werk werd zeer op prijs gesteld door de leden van de Académie des Sciences te Parijs waaronder DE DE NOORD - ZUIDER - ZEE ZEE Figuur 4. Het driehoeksnet van Snellius. 93

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1981 | | pagina 11