er is verschil in de intensiteit van het verschijnsel, zo wel naar voorkomen als naar omvang en hevigheid. Er zijn echter speciale gebieden van heel grote intensi teit. Er zijn met name twee zeer bepaalde, betrekkelijk smalle, maar wel heel langgerekte seismische gor dels" op aarde te onderkennen, waar de aardbevings activiteiten zich concentreren. De eerste is de z.g. Mediterrane gordel". Deze begint in de Atlantische Oceaan, in de buurt van de Azoren. Daarna loopt hij langs de Noordkant van de Middellandse zee (vandaar zijn naam). Vervolgens over de Balkan, Klein-Azië, Kaukasus, Iran, Himalaya, Assam, Birma, Sumatra, Java en de kleine Soenda-eilanden (Bali, Lombok, enz.) naar de Molukken. De tweede is de z.g. ,,Cir- cumpacifische gordel". Dat is een gebied (strook) rondom (circum) de Stille of „Pacifische" Oceaan. Deze begint ten zuiden van Nieuw-Zeeland en loopt vervolgens in de lengte-richting over de eilanden van deze staat zelf. Dan via Nieuw-Guinea, de Molukken, de Filippijnen, Japan, Kamtsjatka, en de Aleoeten, naar Noord- en Zuid-Amerika (Westkust). In de Molukken sluiten beide gordels dus op elkaar aan. Een zijtak van de Mediterrane gordel loopt via het Pamir- Hoogland naar Mongolië en China. Een zijtak van de Circumpacifische gordel loopt naar de Antillen. Het kan zijn dat die tak nog verder doorloopt naar de Azoren en aldus weer aansluit op de Mediterrane gordel. Zie figuur 4 (ook ontleend aan Veldkamp). In de oceanen zijn nog twee „seismische kammen" (onderzeese bergruggen) te onderkennen. En wel: de „kam" die in de Atlantische Oceaan Spitsbergen met de Zuidpool verbindt, en de „kam" die in de Indische Oceaan, uitgaande van het Arabisch Schiereiland, eveneens naar het Zuidpoolgebied loopt. In „Antarc tica" sluiten dus ook deze twee „kammen" op elkaar aan. Zie eveneens figuur 4. Per jaar worden ongeveer 8.000-10.000 waarneembare aardbevingen geregi streerd. Er komen er echter waarschijnlijk veel meer voor. Vele aardbevingen ontsnappen aan onze aan dacht. In onbewoonde gebieden merkt men er na tuurlijk niets van. Er staan daar geen seismografen op gesteld. Men schat echter, dat er over de gehele aarde per jaar ongeveer 500.000 bevingen voorkomen met een kracht van minder dan 3, ongeveer 100.000 met een kracht van tussen 3 en 5, en nog ongeveer 10.000 met een kracht van groter dan 5. Die „3", resp. „5" zijn getallen ontleend aan de „schaal van Richter" (zie onder). Tot nog toe hebben we steeds gesproken van min of meer „krachtige" aardbevingen. Maar „kracht" of „sterkte" zijn op zichzelf vage begrippen. De seis mologie heeft behoefte aan exactere aanduidingen. Zij hanteert daarbij twee duidelijk onderscheiden grootheden. Te weten: „Intensiteit" en „Magni tude". Intensiteit is een aanduiding voor wat men op een bepaalde plek van de aardbeving voelt. Dat zegt op zichzelf nog niets over haar kracht of sterkte. Als de „haard", het epicentrum, van een op zichzelf krachtige aardbeving ver van de plek van waarneming is verwijderd, zal men er op de laatste slechts weinig van voelen, en er dus slechts een geringe „intensi teit" waarnemen. We moeten dus om de kracht van de aardbeving te kenschetsen, van een objectiever begrip gebruik maken. Een begrip (of grootheid) dat (die) onafhankelijk is van de (toevallige) plaats van waarneming, en dus met name onafhankelijk van de afstand tussen die plaats en het epicentrum. Die grootheid is de magnitude, een maat voor de hoeveel heid (kinetische) energie die bij een aardbeving vrij komt. Er is dan ook door de Amerikaanse „Geological Survey" een formule ontwikkeld voor de magnitude van de „oppervlakte"- (of L-) golven, waarin ook de afstand (tussen het epicentrum en de waarnemings post) een rol speelt. De formule laat ik hierbij voor geïnteresseerden, zonder verder commentaar, volgen in de oorspronkelijke context. Deze werd ontleend aan „Earthquake Bulletin" Vol. 6, No. 5. Shallow earthquakes (h <65 km) Intermediate earthquakes (65 h <300 km) Deep earthquakes (h >300 km) 180° 135° 90° 45° Fig. 4. Epicentra van aardbevingen (volgens Scheidegger). NGT GEODESIA 81

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1981 | | pagina 15