en gebruik van de computer te behandelen en de deelnemers met
deze kennis vertrouwd te maken. De aandacht wordt vooral gericht
op aspecten van computergebruik die in het kader van ruimtelijke
planning en planologie relevant lijken. Beoogd wordt basiskennis
over computergebruik aan te leren die deelnemers in staat zal
stellen de mogelijkheden van computergebruik enigszins te over
zien en het mogelijk maken optimaler met deskundigen op het ge
bied van automatisering te communiceren.
Programma:
29 april Computers en programma's; docenten: drs. M. C.
Deurloo en drs. H. J. Scholten.
6 en 13 mei Wetenschappelijke gebruikersprogramma's; docenten:
drs. S. Musterd en drs. H. J. Scholten.
20 mei Het grafisch weergeven van ruimtelijke gegevens met
de computer; docenten: drs. J. v. Kuilenburg en drs.
M. C. Deurloo.
27 mei Automatisering van grote databestanden; docenten:
H. Monen, drs. B. Pollman, mevr. ir. E. Beneder-Blitz
en drs. J. Scheurwater.
Cursusleiders: Drs. M. C. Deurloo en prof. dr. F. M. Dieleman.
Plaats: De bijeenkomsten en het werken met de computer zal
plaatsvinden in de gebouwen van de Vrije Universiteit.
Cursusgeld: f 825,— inclusief syllabus, werkopdrachten en con
sumpties. Betaling dient te geschieden direct na ontvangst van be
richt van toelating en factuur.
Inlichtingen: Bureau PAOP, Van Speijkstraat 27, 2518 EV 's-Gra-
venhage. Tel. 070-469652 toestel 95 of 4.
BINNENKORT GEDEELTELIJKE WIJZIGING PACHTWET
NAAR TWEEDE KAMER
Nog dit halfjaar zal naar verwachting een gedeeltelijke wijziging
van de Pachtwet bij de Tweede Kamer worden ingediend. Deze wij
ziging bevat hoofdzakelijk een beperking van het continuatierecht
(wettelijk verlengingsrecht van de pacht). Voorts wordt de Pacht
wet op een aantal punten van technische aard aangepast.
Los van het bovenstaande vindt met het Ministerie van Cultuur,
Recreatie en Maatschappelijk werk overleg plaats over een nadere
afstemming van de Pachtwet op doeleinden van natuur en land
schap. Beoogd wordt daarbij, door het scheppen van de mogelijk
heid van een afwijkend pachtregiem het agrarische gebruik in reser
vaten in te passen in het gewenste beheer aldaar. Een zodanige wij
ziging van de Pachtwet is voorzien in samenhang met de toekomsti
ge Beheerswet voor Landbouwgronden.
STRUCTUURSCHEMA VOOR DE LANDINRICHTING
INGEDIEND
Bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal is onder eerste verant
woordelijkheid van minister ir. G. Braks (Landbouw en Visserij) in
gediend ,,deel a: beleidsvoornemen" van het Structuurschema
voor de Landinrichting".
Het structuurschema bevat de hoofdlijnen en beginselen van het
voornemen van de regering met betrekking tot het nationale land-
inrichtingsbeleid en geeft in het bijzonder inzicht in de ruimtelijke
aspecten van dat beleidsvoornemen. Het bevat bovendien de
beleidslijnen volgens welke de regering de door haar gewenste
ontwikkelingen wil bereiken. Ook op de lange termijn zullen zich
ontwikkelingen voordoen die voor de planning van de verschillende
landinrichtingsprojecten van belang zijn. Daarbij kan worden ge
dacht aan ontwikkelingen in de economische situatie en aan ont
wikkelingen in de functies die een gebied ruimtelijk moet vervullen.
Periodieke herziening van het structuurschema moet een regelma
tige aanpassing aan deze ontwikkelingen mogelijk maken.
Het structuurschema doorloopt de procedure van de planologische
kernbeslissing. Dit betekent dat het beleidsvoornemen ter discussie
wordt gesteld. Na een uitgebreide procedure van voorlichting en
inspraak, bestuurlijk overleg en advisering, zal de regering een be
slissing nemen over dit beleid, dat na parlementaire behandeling
definitief zal worden.
Gezien het feit dat behalve dit structuurschema ook de structuur
schema's voor het natuur- en landschapsbehoud en voor de open
luchtrecreatie een belangrijke rol spelen in het landelijke gebied en
gezien de nauwe samenhang die er tussen deze groene schema's
bestaat, heeft in de periode van voorbereiding onderlinge afstem
ming plaatsgevonden.
Wanneer het structuurschema de procedure van de planologische
kernbeslissing heeft doorlopen, is daarmee procedureel gezien
een stap gezet op de weg van de toepassing van de Landinrichtings
wet en het overige instrumentarium van landinrichting. Het struc
tuurschema zal ruimtelijk zijn doorwerking vinden in streek- en be
stemmingsplannen, terwijl daarnaast tevens het kader is geschapen
waarbinnen het landinrichtingsbeleid zich in hoofdzaak zal moeten
afspelen.
In de ontwerp-Landinrichtingswet wordt aan het structuurschema
voor de landinrichting een wettelijke basis gegeven.
102
Landinrichting draagt bij aan de verwezenlijking van het ruimtelijke
beleid. Tevens draagt landinrichting bij aan de realisering van het
landbouwstructuurbeleid. De bijdragen van landinrichting aan het
landbouwstructuurbeleid zijn gericht op de verbetering van de ex
terne produktie-omstandigheden ten behoeve van een doelmatige
bedrijfsvoering in de land- en tuinbouw.
Het structuurschema vormt de basis voor de middellange-termijn-
planning op het gebied van landinrichting, die plaatsvindt in het
kader van de opstelling van het Voorbereidingsschema Land
inrichting. Dit voorbereidingsschema, waarvoor een wettelijke ba
sis is voorzien in de ontwerp-Landinrichtingswet, wordt jaarlijks
vastgesteld. Het geeft de gebieden aan waar herinrichting dan wel
ruilverkaveling wordt voorbereid en geeft tevens inzicht in de ac
tuele stand van de voorbereiding.
Doelstellingen en hoofdlijnen van beleid
De hoofddoelstelling van het landinrichtingsbeleid is: ,,Het binnen
het kader van het totale overheidsbeleid inrichten van delen van het
landelijke gebied overeenkomstig de daaraan toegekende functies
en hun onderlinge samenhang op een zodanige wijze, dat de maat
schappelijke betekenis van dat gebied zo goed mogelijk tot zijn
recht kan komen".
Voor het te voeren beleid is deze hoofddoelstelling nader uitge
werkt in 13 doelstellingen:
de handhaving of verbetering van de concurrentiepositie van de
land- en tuinbouw.
Ten einde blijvend op de markt te kunnen concurreren, dient de
produktiviteit van de land- en tuinbouw te worden verbeterd door
verlaging van de produktiekosten. De produktiekosten worden me
de door de inrichtingssituatie bepaald;
het opheffen of verminderen van regionale inkomensachter
standen in de land- en tuinbouw.
Ongunstige inrichtingssituaties, vooral wanneer deze een zo goed
mogelijk gebruik van de produktiviteit van de gronden belemmeren,
kunnen in belangrijke mate oorzaak zijn van het voorkomen van
deze regionale inkomensachterstanden;
de verbetering van de werkomstandigheden in de land- en tuin
bouw.
Langere tot veel langere werktijden zijn mede een gevolg van on
gunstige werkomstandigheden, die ook het verrichten van vuil en
zwaar werk kunnen inhouden. Achterstanden van deze aard kun
nen voor een deel samenhangen met de inrichtingssituatie, voor
namelijk wat betreft de ligging en ontsluiting van gebouwen en
gronden;
het verruimen van de keuzemogelijkheden in het grondgebruik
voor de land- en tuinbouw op langere termijn.
Het is van groot belang dat de inrichtingssituatie aan de land- en
tuinbouw voldoende keuzemogelijkheden in het grondgebruik
geeft om in de toekomst het hoofd te kunnen bieden aan onvoor
ziene ontwikkelingen;
het verbeteren van de kwaliteit van het landschap.
Maatschappelijke ontwikkelingen in het landelijke gebied hebben
vaak verandering tot gevolg. Het landschap behoeft daarin bege
leiding;
het tot stand brengen van een doelmatige en veilige ontsluiting
in het landelijke gebied, afgestemd op de te vervullen functies.
De gronden en gebouwen moeten zodanig bereikbaar zijn als met
de daaraan toegekende functies overeenstemt. Ook het woon-,
werk- en leefklimaat in het landelijke gebied is gebaat met een zo
goed mogelijke ontsluiting, waarbij met name de verkeersveiligheid
op plattelandswegen aandacht verdient;
de verbetering van de waterhuishouding in het landelijke gebied,
gericht op samenhangend waterbeheer en afgestemd op de te
vervullen functies, passend binnen het algemene beleid met
betrekking tot de waterhuishouding.
Met maatregelen en voorzieningen van landinrichting kan de water-
huishoudkundige infrastructuur van het landelijke gebied zo goed
mogelijk worden aangepast aan de functies van het gebied. Aan
passingen in de waterhuishouding dienen te worden afgestemd op
het algemene waterhuishoudkundige beleid;
het leveren van een bijdrage aan de leefbaarheid van dorpen.
Binnen de dorpen kan de ligging van een agrarisch bedrijfsgebouw
de leefbaarheid voor de bewoners in de nabijheid ongunstig be-
invloeden. Onvoldoende groenvoorzieningen of het geheel ontbre
ken ervan is vaak ongunstig voor de leefbaarheid;
het leveren van een bijdrage aan een zodanige inrichting van het
landelijke gebied dat het verstedelijkingsbeleid zo goed mogelijk
wordt ondersteund.
In de Nota Landelijke Gebieden zijn gebieden binnen de stedelijke
invloedssfeer aangegeven. Delen van deze gebieden behoeven een
groenstructuur ten einde aan de vele bedreigingen van de groene
ruimte door verstedelijking een halt toe te roepen. Bovendien kan
daarmee de bruikbaarheid van het landelijke gebied voor verschil
lende doeleinden worden vergroot. Open ruimten tussen stads-
NGT GEODESIA 81