waterverdedigingswerken) en voor de „verponding"
(een soort belasting op onroerend goed). Hij treedt op
bij grensconflicten en wordt geacht goed thuis te zijn
in het gewoonterecht ter plaatse en de lokale maat
eenheden. Hij maakt registers van eigenaren, eigen
dommen en oppervlakten voor zover door de op
drachtgever gevraagd. Het door hem gebruikte instru
mentarium was dan ook zeer eenvoudig maar vol
doende voor zijn taak. Aangezien de opdrachtgevers
geen belangstelling hadden in kaarten, werden deze
ook niet door de landmeter vervaardigd. Dit zou pas
na 1500 gaan veranderen, maar toen moesten eerst
meetmethoden en meetinstrumenten worden ontwik
keld, die dit mogelijk maakten.
Naast landmeters blijkt er in die tijd ook sprake te zijn
van geografen. Was de landmeter de praktisch inge
stelde technicus, de geograaf was meer de geleerde.
Hij had veelal aan een universiteit gestudeerd, be
heerste het Latijn en was niet alleen thuis in de geogra
fie maar ook in de astronomie en de wiskunde. Het was
de geograaf die verantwoordelijk was voor de eerste
nieuwe, niet op de Geographia van Ptolemaeus ge
baseerde kaarten. In die tijd waren geografische coör
dinaten bekend van de meeste belangrijke plaatsen
(waarbij de lengtegraad vaak afwijkingen vertoonde
door de gebrekkige tijdmeting). Deze geografische
coördinaten dienden als raamwerk voor de geograaf
bij het vervaardigen van zijn kaart. Daarbinnen werd
het gebied opgevuld aan de hand van diverse gege
vens zoals afstanden („uren gaans"), kompasrich
tingen, ruwe routeschetsen e.d. Veel van deze gege
vens waren van anderen afkomstig en niet gebaseerd
op eigen waarnemingen. Het zal duidelijk zijn dat
dergelijke kaarten vele onjuistheden en afwijkingen
moesten vertonen. Verbetering was alleen mogelijk
wanneer een goede opnametechniek beschikbaar zou
zijn.
De bijdrage van Gemma Frisius
De eerste belangrijke bijdrage tot een betere opname
techniek en daardoor ook tot een betere kaartering
werd geleverd door Gemma Frisius. De Noord-Neder
lander Gemma Frisius werd in 1508 geboren in Dok-
kum. Hij studeerde in Leuven, destijds de enige uni
versiteit in de Lage Landen en werd later hoogleraar.
Hoewel hij doctor in de medicijnen was, ging zijn be
langstelling vooral uit naar de wiskunde, de geografie
en de astronomie. In 1529 verscheen zijn ,,Cosmogra-
phicus liber Petri Apiani". Het is zijn in 1533 versche
nen tweede druk, eveneens in het Latijn, die voor ons
van belang is. In deze uitgave komt namelijk een ap
pendix van 16 pagina's voor onder de titel: Libellus
de locorum describendorum ratione". Hierin wordt op
duidelijke en overzichtelijke wijze het principe van de
driehoeksmeting beschreven. Naast de Latijnse uit
gave kwam er in 1537 een Nederlandstalige uitgave,
terwijl er ook een Franse verscheen.
In een zevental hoofdstukken beschrijft Frisius de ver
vaardiging van een hoekmeetinstrument (volle cirkel),
het gebruik van het kompas voor oriëntering, de me
thode van de voorwaartse snijding voor de opname
van grote gebieden. Als voorbeeld gebruikt hij de
standplaatsen Brussel en Antwerpen voor het in
meten van Leuven, Mechelen, Gent, Middelburg en
Bergen op Zoom (figuur 1Het is goed erop te wijzen
dat dit een theoretisch voorbeeld is. In de praktijk kan
deze meting door de gesteldheid van het terrein nooit
worden uitgevoerd.
Verder beschrijft hij de opname van een kleiner gebied
waarbij een basis wordt gemeten, waarna metingen
worden verricht vanuit de eindpunten van de basis.
Ook beschrijft hij methoden van kaartering waarbij be
rekeningen zoveel mogelijk achterwege worden gela
ten. Zelf zegt hij hierover dat het ook zou kunnen met
behulp van een sinustafel maar dat hij dat had nage
laten omdat dat .te groot ende te hooge is voor
den gemeynen man...". Hoe bij grotere gebieden
een juiste lengtemaat kan worden bepaald laat Frisius
in het midden. Het enige dat hij hierover zegt is dat
wanneer één afstand tussen twee punten bekend is,
alle andere kunnen worden bepaald door opmeting uit
de kaart.
Uit het hierboven aangehaalde blijkt duidelijk dat
Gemma Frisius de bedoeling had dat de door hem
beschreven methode zowel door de geleerde als door
de gewone man zou worden gebruikt. Doordat het
werkje ook in de volkstaal verscheen is het niet alleen
bij de geograaf maar ook bij de landmeter bekend ge
worden. Men kan erover strijden of Frisius de uitvin
der van de triangulatie is. Zeker is in elk geval dat dank
zij zijn publikatie betere opnamemethoden in gebruik
kwamen en een nauwkeuriger kaartbeeld ontstond.
Verder heeft hij ertoe bijgedragen dat er betere hoek-
meetinstrumenten in gebruik kwamen. We zien dat in
de Zuidelijke Nederlanden het astrolabium, dat werd
gebruikt voor astronomische metingen, veranderin
gen ondergaat waardoor het vooral voor landmeet
kundige metingen geschikt werd gemaakt. Beroemd
is vooral Gualterus Arsenius, een neef van Gemma
Frisius, die als eerste op de gedachte kwam astrolabia
te voorzien van een kompas.
Tot slot heeft de door Frisius beschreven methode
van opmeten en van kaarteren ertoe geleid, dat in de
tweede helft van de 16e eeuw een instrument in ge
bruik kwam, dat beide werkzaamheden tegelijk kon
uitvoeren: het planchet.
BRUSSEL
Middelburg
Bergen op Zoom
Figuur 1.
Weergave van de
door Gemma Frisius
beschreven metho
de van driehoeks
meting.
Voorwaartse snij
ding wordt verkre
gen door middel
van kompasrich
tingen vanuit twee
standplaatsen.
NGT GEODESIA 81
91