ten aanzien van het Kadaster, de Topografische
Dienst, de Hydrografische Dienst, het KNMI en de
Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat. Allemaal
diensten waarbij „Geodesie" bedreven wordt, en
waarmee de Rijkscommissie dus nauwe banden on
derhoudt. Vertegenwoordigers van de zoëven ge
noemde diensten zijn dan ook sinds jaar en dag
ambtshalve lid van de Commissie.
Het omvangrijkste artikel van het boek wordt ge
vormd door het opstel van „editor" (redacteur) Van
der Schraaf1), gewijd aan de geschiedenis van de
Commissie over de honderd jaar, die met dit boek
worden herdacht (1879-1979). Dit uitstekende artikel
laat zich lezen als een boeiend verhaal. Van der
Schraaf heeft werkelijk tijd noch moeite gespaard, zo
als prof. Bruins in zijn voorwoord tot het boek terecht
opmerkt, om dit geschiedkundig overzicht zo alom
vattend mogelijk te maken. Ik vind het een knappe
prestatie om werkelijk geen detail onvermeld te laten,
en toch boeiend te blijven. Het artikel is bovendien
voortreffelijk gedocumenteerd. Dit blijkt, behalve uit
de tekst, ook uit de uitvoerige literatuurlijst, die niet
minder dan 173 nummers telt.
Het boek bevat ten slotte nog drie appendices die bij
het bewuste artikel horen. T.w. als eerste een lijst van
de leden (en bestuursleden) van de Commissie gedu
rende de herdachte eeuw. Ten tweede een lijst van de
door de Commissie uitgegeven publikaties, ook in
drukwekkend: 63 nummers, de eerste uit 1881, de
laatste uit 1978 („laatste" in dit geval „latest" en niet
„last"!). Als derde appendix vinden we in het boek
het rapport van de Commissie aan de minister van
Binnenlandse Zaken nopens Stamkart's driehoeksme
ting, gevolgd door het verslag van de hand van een
zekere kolonel Ferrero „Omtrent de Driehoeksmeting
ten dienste der Europeesche Graadmeting". Dit rap
port en het bijgevoegde verslag zijn in het Nederlands
geschreven. Eigenlijk moet ik zeggen in het Neder
landse/7, want beide stukken zijn, uiteraard, in de z.g.
„oude spelling" gesteld. Dat de Commissie toen nog
„Rijkscommissie voor Graadmeting en Waterpas
sing" heette, zal onder de lezers van ons tijdschrift,
naar ik aanneem, wel algemeen bekend zijn. Het blijkt
trouwens, zijdelings, ook uit de titel van bovenver
meld verslag.
Ook het openingswoord van prof. Bruins, (toen nog)
voorzitter van de Commissie, bij de jubileumviering op
15 maart 1979, is in het Nederlands gesteld. Alle ove
rige bijdragen zijn in het Engels geschreven.
Het boek biedt ons ook nog een alleraardigste „por
trettengalerij" van voorzitters en secretarissen der
Commissie gedurende de herdachte honderd jaar.
Deze galerij begint bij prof. Stamkart (voorzitter van
1879 tot 1882) en eindigt met prof. Baarda (secretaris
van 1957 tot 1980, thans voorzitter). De portretten zijn
niet alleen uitstekend gekozen (werk van Van der
Schraaf?), maar ook voortreffelijk gereproduceerd.
Er zijn „indringende" portretten bij. Ik denk bijv. aan
dat van Stamkart, of van Tienstra, of van Baarda. Er
1) De heer Van der Schraaf was „van huis uit" geofysicus. Van 1
januari 1963 tot 1 mei 1980 was hij adjunct-secretaris van de
Rijkscommissie.
is ook een alleraardigst „ongedwongen" portret bij
van prof. Vening Meinesz, voorzitter van 1937 tot
1947 en van 1952 tot 1957.
Uit de reprodukties blijkt het vakmanschap van de
drukker van het boek, de firma Meinema aan de Hip-
polytusbuurt te Delft, een firma die al veel voortreffe
lijk drukwerk voor Delftse gebeurtenissen op haar
naam heeft staan. Ook blijkt dit vakmanschap nog uit
de vier fraaie kleurenreprodukties, die bij het artikel
van prof. Bjerhammar horen. (Mathematical ties be
tween different fields in geodesy and geophysics).
Bedoelde reprodukties bieden een beeld van de „har
monies" (of een „harmonie window") van de hele
wereld, of van „Fennoscandia" (Skandinavië Fin
land).
Met deze laatste vermelding ben ik al min of meer
overgestapt van het uiterlijk van het boek naar de in
houd ervan. Die inhoud is, het spreekt haast vanzelf,
van hoog gehalte. En hierbij moet ik iets bekennen:
dat gehalte is voor mij te hoog (geworden). Ik denk
hierbij aan mijn oude leermeester in de wiskunde te
Amsterdam, prof. G. Mannoury (al geruime tijd ge
leden van ons heengegaan). Toen ik hem eens, enige
jaren na zijn aftreden als hoogleraar, om raad vroeg bij
de oplossing van een wiskundig probleem waar ik
mee „zat", moest hij bekennen, dat hij het óók niet
(meer) wist. „Ik ben wel dommer geworden sinds
mijn (hoge)schooljaren", voegde hij er als veront
schuldiging aan toe. Net zo verging het mij bij de
lezing van de drie „lectures" (voordrachten), van de
hand van prof. Meichior Interrelationship between
Geodesy, Geophysics, and Astronomy), dr. Aardoom
(Selected Topics in Satellite Geodynamics), en prof.
Bjerhammar (Mathematical Ties between Different
fields in Geodesy and Geóphysics).
Ik heb deze drie artikelen niet alleen getracht te lezen,
maar ook geprobeerd ze te begrijpen. Toen merkte ik
pas, hoe zeer mijn kennis van ons vak is achterge
bleven bij de moderne ontwikkelingen erin. Ik heb
wiskunde en astronomie gestudeerd, en natuurlijk
ook geodesie en geofysica. Ik heb in al deze vakken
examens afgelegd, soms zelfs met redelijke cijfers.
Desondanks weet ik weinig van die wetenschappen,
zoals ze nü beoefend worden, te weinig althans om de
waarde van het hier gebodene recht te laten weder
varen. Wel overheerste bij mij de indruk dat de schrij
vers (eigenlijk: sprekers) hoog boven hun stof staan.
Alle drie artikelen zijn helder van stijl en doorzichtig
van opzet. Ik ben de Rijkscommissie dankbaar voor
wat zij ons hier bood. Zij greep de gelegenheid van
haar jubileum aan om drie eminente collega's uit te
nodigen om een „review" van het vak te geven. Al
dus krijgen jongeren een goed denkbeeld van „The
State of the Art". En ouderen, zoals ik, gunt deze
„review" een kijkje in de hedendaagse geodetische
keuken.
Dit begint al met de bijdrage van prof. Meichior over
het onderling verband tussen geodesie, geofysica en
astronomie. Deze opent met een fundamentele vast
stelling: als de meetmethoden nauwkeuriger worden,
moet ook het mathematisch apparaat voor de inter
pretatie der meetresultaten verder worden ontwik
keld. Dit apparaat moet hiertoe tot een hoger peil van
strengheid worden gebracht. Dat is geen louter theo
retische opmerking, de praktijk spreekt hier duchtig
136
NGT GEODESIA 81