tijd", integendeel. Maar er was iets anders aan de
hand: in 1878 overleed hij plotseling. De minister
vroeg zich dientengevolge af: ,,Hoe moet het nu ver
der met de waterpassing?" Vandaar die tweede brief
aan de Afdeling Natuurkunde.
Uit de twee verzoeken van de minister, vervat in beide
brieven, om advies zowel inzake de „graadmeting"
als aangaande „waterpassing", werd in de boezem
van de Afdeling Natuurkunde het denkbeeld geboren
de minister te adviseren tot het instellen van een
„Geodetische Commissie", zowel ter voortzetting (en
voltooiing) van het werk van Stamkart, als van dat
van Cohen Stuart. De minister volgde dit advies op:
op 20 februari 1879 werd het Koninklijk Besluit „ge
slagen", waarbij werd ingesteld „Eene Commissie
voor Graadmeting en Waterpassing", zowel belast
met voortzetting en voltooiing van de triangulatie ten
behoeve van de Europese Graadmeting, als met de
zelfde taak ten aanzien van de nauwkeurigheidswater
passing van Nederland. Bovendien moest de Com
missie alle werkzaamheden in Nederland op geode
tisch gebied coördineren.
De eerste vergadering van de Commissie vond reeds
plaats op 8 april 1879. Men kon dus ook toen al wel
vlug werken als men wilde. Voorzitter werd prof.
Stamkart, vice-voorzitter prof. Oudemans, secretaris
prof. Bosscha. Er werden drie subcommissies inge
steld, t.w.: 1. Triangulatie (Stamkart en Oudemans);
2. Waterpassing (Van de Sande Bakhuyzen en Van
Diesen); 3. Astronomie (Van de Sande Bakhuyzen en
Oudemans). Later zouden slingerwaarnemingen
t.b.v. zwaartekrachtsmetingen, en getijdemetingen
als werkzaamheden aan het arbeidsveld van de Com
missie worden toegevoegd. Prof. dr. J. A. C. Oude
mans (1827-1906), sterrekundige en geodeet, was
hoogleraar in de Astronomie aan de Rijksuniversiteit
Utrecht. Prof. dr. H. G. van de Sande Bakhuyzen was
van 1867 tot 1872 hoogleraar in de Toegepaste Na
tuurkunde aan de Polytechnische School. In 1872
werd hij hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Leiden. Hij
werd daar met het onderwijs in de Astronomie belast,
en was Directeur van de Leidse Sterrenwacht. Prof.
dr. J. Bosscha (1831-1911) was eerst leraar aan de
Koninklijke Militaire Academie te Breda, van 1863 tot
1872 Inspecteur van het Middelbaar Onderwijs, en
van 1873 tot 1885 hoogleraar (van 1878 af hoogleraar
directeur) in de Toegepaste Natuurkunde aan de Poly
technische School. In zijn vrije tijd schreef hij de aar
dige „A-Saga" (een verhaal waarin als klinker alleen
de letter „A" optreedt). Dr. G. van Diesen was hoofd
ingenieur bij de Rijkswaterstaat.
Er werd ook een „Instructie" opgesteld. Jaarlijks zou
men nopens de werkzaamheden van de Commissie
aan de minister een rapport uitbrengen. Deze rappor
ten zouden bij de Staatsdrukkerij worden gedrukt en
in de Staatscourant gepubliceerd. Dit gebeurde
dan ook, en wel tot en met 1917. Het rapport over
1879 is overigens aHeen in handschrift aanwezig. Van
1917 tot en met 1944 werd weliswaar elk jaar een
rapport gepubliceerd, maar niet meer in de Staats
courant. Van 1944 tot en met 1958 verschenen de
rapporten onregelmatig. Van 1958 af tot op heden
werden ze om de drie jaar gepubliceerd.
In 1937 werd de naam van de Commissie omgedoopt
tot die, waaronder wij haar ook nu nog kennen:
140
Rijkscommissie voor Geodesie". Zij werd tegelijker
tijd gereorganiseerd. Tot 1911 kende zij alleen maar
„persoonlijke leden". In dat jaar werden de eerste
„ambtshalve leden" benoemd (Kadaster, Topogra
fische Dienst, enz.). De doeleinden der Commissie
waren omstreeks 1930 bereikt. De (eerste) nauwkeu
righeidswaterpassing was al in 1888 voltooid, de pri
maire driehoeksmeting in 1921de secundaire in 1929.
De werkzaamheden tot het bijhouden van de nauw
keurigheidswaterpassing werden daarna opgedragen
aan de Rijkswaterstaat (Meetkundige Dienst) en die
ten behoeve der driehoeksmeting aan het Kadaster
(Rijksdriehoeksmeting)
Hoe was het intussen met de primaire triangulatie
gelopen? In het begin heel slecht. Dit kan reeds blij
ken uit de uitzonderlijk lange tijdsduur (1868-1921),
die deze in beslag nam. Stamkart „schoot maar niet
op". Hij overleed in 1882. Er werd door de Commissie
leden Oudemans en Schols een onderzoek ingesteld
naar de kwaliteit van het werk dat hij naliet. Prof. dr.
C. M. Schols was van 1878 tot zijn dood in 1897 hoog
leraar in „het Landmeten, het Waterpassen, en de
Geodesie" aan de Polytechnische School. Van 1881
af was hij tevens lid van de Commissie. Merk op dat in
Schols' leeropdracht nog een onderscheid werd ge
maakt tussen „Landmeten" en „Geodesie". Wij zou
den thans wellicht spreken van „lagere" en „hogere"
geodesie. In 1884 rapporteerde de Commissie aan de
minister aangaande de triangulatie van Stamkart. Het
rapport was gebaseerd op de bevindingen van Schols
en Oudemans. Het is in hoofse termen gesteld, maar
het was vernietigend voor Stamkart. Collega Moor, in
zijn ingenieursscriptie van 1953 (Triangulaties in
Nederland na 1800), sloot zich vrijwel bij het oordeel
van de Commissie aan. Een latere auteur oordeelde
milder. U herinnert zich'waarschijnlijk dat de heer
Haasbroek enige jaren geleden een m.i. geslaagde
poging heeft ondernomen om Stamkart te rehabili
teren. (Zie: „Investigation of the Accuracy of Stam-
karts Triangulation", 1974).
Het is, en blijft overigens, een tragisch geval, dat
echter wèl tot gunstig gevolg had, dat het aanleiding
gaf tot de geboorte van onze thans terecht zo ge
prezen „Rijkscommissie". Ter verontschuldiging van
Stamkart moge nog worden vermeld dat deze „van
huis uit" ijker was. Zie maar naar zijn, hierboven ge
noemde, leeropdracht. Hij kon dus waarschijnlijk wel
goed meten, maar niet landmeten. Met „geodesie"
was hij niet zo vertrouwd. Vandaar vermoedelijk dat
hij zoveel moeite had met de (geodetische) bereke
ningen van zijn triangulatie. Hoe dit ook zij: u kunt er
alles van te weten komen door het lezen van Van der
Schraafs artikel. Doet u dit, dan komt u tegelijk nog
veel meer te weten. En wel bijzonderheden nopens de
basismetingen bij Stroe (1913), en op de Afsluitdijk
(1965), en over de metingen voor de IJkbasis in de
Loenermark (1957).
Ik ben zo uitvoerig op de beginperiode van het be
staan der Rijkscommissie ingegaan, omdat deze,
dacht ik, onder onze collega's nog (te) weinig bekend
is. Van der Schraaf is erin geslaagd het verhaal daar
over tot levende geschiedenis te maken. Over de
verdere activiteiten van de Commissie is, naar ik
meen, bij onze vakgenoten meer bekend. U kunt ze
beschreven vinden in de volgende hoofdstukken van
Van der Schraafs artikel. Die behandelen achtereen-
NGT GEODESIA 81