publikaties
15.15: pauze;
15.30: discussiemogelijkheid;
i 15.45: sluiting van het congres.
Aanmelding tot het bijwonen van dit congres kan geschieden door
middel van overschrijving van f 5,— op postrekening 669454 t.n.v.
ing. L. Heyboer te Middelburg of door aanmelding bij de Commissie
van Voorbereiding. Tevens kan men deelnemen aan de gemeen
schappelijke lunch. Kosten f 12,50 (tegelijkertijd over te maken op
voornoemde postrekening). Aanmelding dient i.v.m. de organisatie
in principe te geschieden vóór 15 april 1981. Wij verzoeken u tijdig
aanwezig te zijn. Parkeerruimte is aanwezig op de nabijgelegen
Beestenmarkt of op het Ravelijn de Groene Jager, achter de Prins
van Oranje.
Leden van de bij het NGL aangesloten verenigingen kunnen f2,—
i.p.v. f5,— (excl. lunch) overschrijven, met vermelding van de
vereniging waarbij zij zijn aangesloten.
De rayoncommissie:
A. C. M. Sonke(VMDR) 01106-1610 ktr.
ing. D. v. d. Steen hoven {VVD 01100-13653 hs.
ir. N. G. H. Koopman INVGI076-222021 ktr.
ing. L. HeyboerIVTAK) 01180-26023hs.
RAYON BIJ EEN KOMST NGL TE EINDHOVEN
Op maandag 11 mei 1981 zal prof. ir. J. C. de Munck, hoogleraar
aan de Technische Hogeschool Delft, Afdeling der Geodesie, een
lezing houden over: ,,Het gebruik van radiosatellieten in de land
meetkunde".
De volgende onderwerpen zullen hierbij aan de orde worden
gesteld:
het meetprincipe bij dopplersatellieten en andere radiosatellie
ten;
fysische begrenzingen;
wat kan men in de landmeetkunde wel en niet doen met deze
satellieten?
toekomstige ontwikkelingen.
Wij nodigen voor deze lezing uit: de leden van de aangesloten vere
nigingen van de Stichting Nederlands Genootschap voor Land
meetkunde, de lezers van NGT Geodesia en andere belangstellen
den.
De lezing wordt gehouden in party-meeting centre ,,De Vest", Sta
tionsplein 7-11 (tegenover het station, centrum-zijde). Aanvang:
20.00 uur.
De NGL-rayoncommissie Zuid, ing. P. W. van Aken, ir. H. A.
Hettema, ing. H. T. F. Huijbregts en ing. A. C. Zijderveld.
RAPPORT VAN DE STUDIECOMMISSIE
„GBKN-BESTEMMINGSPLANNEN"
Op 14 november 1977 installeerde de voorzitter van de voorlopige
Centrale Kaarteringsraad (VCKR) de studiecommissie „GBKN-
Bestemmingsplannen". De commissie kreeg de taak opgedragen:
,,Een onderzoek in te stellen naar de relatie tussen de Grootschalige
Basiskaart van Nederland {GBKNI en de grondslag van gemeente
lijke bestemmingsplankaarten.
De commissie was als volgt samengesteld (in alfabetische volgorde):
Mr. J. G. Brouwer (2e secretaris)vertegenwoordiger van de Dienst
van het Kadaster en de Openbare Registers.
Ir. W. Flintermanvertegenwoordiger van de Vereniging van
Nederlandse Gemeenten.
Ir. C. A. van Kampen (voorzitter): lid van de VCKR, vertegen
woordiger van het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke
Ordening (Rijksplanologische Dienst).
Mr. J. A. Lantsheer (tot 1-4-'79) en F. Hendriks (na 1-4-'79): ver
tegenwoordigers van het Interprovinciaal Overleg voor de Ruimte
lijke Ordening.
Ir. J. H. W. Makkinga (1e secretaris): vertegenwoordiger van de
Dienst van het Kadaster en de Openbare Registers.
Mr. H. P. Prinse'. vertegenwoordiger van de Vereniging van Neder
landse Gemeenten.
Op 31 januari 1981 is het rapport van de commissie aangeboden
aan de VCKR. Na bestudering van de inhoud hebben de leden van
de Raad besloten het rapport volledig ter kennis te brengen aan de
Provinciale Kaarteringscommissies.
Gezien de uitstekende vorm waarin de samenvatting van het rap
port is geschreven, is deze hieronder onverkort weergegeven, als
mede de „Overwegingen en Conclusies" en de „Aanbevelingen".
SAMENVATTING
Algemeen
a. Bij de studie of de Grootschalige Basiskaart van Nederland
NGT GEODESIA 81
(GBKN) al dan niet bruikbaar is resp. zou moeten worden toege
past als basis voor bestemmingsplankaarten, dienen zich een aantal
probleemvelden aan. In haar werk heeft de studiecommissie zich
dan ook hierop toegespitst. De vier behandelde probleemvelden of
aspecten zijn:
het technische aspect;
het procedurele aspect;
het economische aspect;
het bestuurlijke aspect.
Alhoewel deze aspecten niet scherp van elkaar te scheiden zijn
er is met name een nauwe samenhang tussen het economische en
bestuurlijke aspect zijn deze vier aspecten geanalyseerd voor zo
wel de „vraag"-kant (de kaartgebruikers) als de ,,aanbod"-kant
(de kaartvervaardigers).
b. In dit rapport is in Hoofdstuk II uitvoerig ingegaan op de behoef
te aan grootschalig kaartmateriaal (de ,,vraag"-kant).
Zoals al eerder gesteld, heeft de studiecommissie zich een breed on
derzoeksveld toegemeten. Vanuit de naar de mening van de com
missie relevante voorschriften en jurisprudentie is vooral een duide
lijk beeld ontstaan van het technische aspect, met andere woorden
van de technische eisen die aan grootschalig kaartmateriaal worden
gesteld. Met name het gebruik van de GBKN voor bestemmings
plankaarten is nader onderzocht.
c. In hoofdstuk III van dit rapport is ingegaan op het aanbod aan
grootschalig kaartmateriaal; aan de aanbodzijde staan de al dan
niet hermeten kadastrale kaart en het nieuwe produkt, de GBKN,
centraal. Bovendien is in hoofdstuk III een beschouwing gewijd aan
de wijze waarop gemeenten voorzien in hun behoefte aan basis
kaartmateriaal (eigenvoorziening)
Gemeenten hebben tot nu toe uit allerlei soorten kaarten, nl. goede
en slechte, basiskaarten voor bestemmingsplannen (en voor andere
doeleinden) vervaardigd resp. laten vervaardigen; deze zelfgemaak
te kaarten voldeden tot op heden niet alleen aan de eisen gesteld
door voorschriften en jurisprudentie, maar ook aan andere additio
nele, door de gemeente zelf gestelde eisen. Dit laatste punt de
eigenvoorziening is van groot belang voor de beoordeling van
het economische nut voor gemeenten, indien zij zouden overgaan
tot het gebruik van een landelijk vervaardigde basiskaart.
De eigenvoorziening kan echter niet zonder meer worden vergele
ken met de beide andere min of meer systematische kaarte-
ringen, welke bij het Kadaster plaatsvinden (kadastrale kaart en
GBKN). De eigenvoorziening van kleinere gemeenten, welke veelal
geen continu karakter heeft, is namelijk veelal sterk doelgericht en
verschilt naar vorm, inhoud, nauwkeurigheid, e.d. van gemeente
tot gemeente en is dientengevolge moeilijk te vergelijken met de
vervaardiging van kaarten bij het Kadaster. De eigenvoorziening
van grotere gemeenten zal, gezien de daar plaatsvindende meer
systematische vervaardiging, gemakkelijker vergelijkbaar zijn.
De vier aspecten
Het technische aspect
d. Het technische aspect betreft de inhoud van het kaartmateriaal
(„wat moet erop staan"), de nauwkeurigheid, de schaal, de vorm,
te gebruiken tekens, e.d. Uit de tabel op blz. 51 van dit rapport kan
worden afgeleid dat aan de „vraag"-kant in het merendeel van de
gevallen een duidelijke relatie wordt gelegd tussen de algemeen
topografische gegevens (voornaamste wegen, rivieren, gebouwen,
e.d.) en de kadastrale gegevens (perceelsgrenzen en nummers).
Met betrekking tot de noodzakelijke/minimale vereiste schaal van
het (basis)kaartmateriaal kan worden geconcludeerd dat daar wei
nig variatie in bestaat, schaal 1 2.500 of groter (bijv. 1 2.000 en
1 1.000) komt nagenoeg overal als eis naar voren
Minder duidelijk liggen de voorschriften ten aanzien van de „noord
richting" van de kaartbladen, de vorm (eilandkaart resp. raamkaart),
waarin het te beschouwen gebied dient te worden afgebeeld en al
lerlei andere onder één „technische noemer" te brengen wensen
(lijndikte, RD-stelsel, bladformaat, e.d.).
e. Wordt de ,,aanbod"-kant geconfronteerd met de ,,vraag"-kant,
dan valt op dat „aanbod" en „vraag" elkaar in technische zin wei
nig of niet ontlopen. Schaal, vormgeving, nauwkeurigheid, e.d.
zijn elementen die volledig op elkaar aansluiten. Alleen de voor een
bestemmingsplan verlangde combinatie van topografische en ka
dastrale gegevens (inhoud van de kaart) lijkt vooralsnog niet te
worden gerealiseerd vanuit de ,,aanbod"-kant, tenzij de „herme
ten" kadastrale kaart aan de eisen zou voldoen.
Dit laatste is thans nog niet het geval daar de topografische inhoud
van een hermeten kadastrale kaart beperkt is. In dit kader is het
onderzoek „Relatie kadastrale kaart GBKN" door het Kadaster
van belang; de VCKR dient de ontwikkeling dienaangaande in het
oog te houden.
Het procedurele aspect
f. Bij het procedurele aspect gaat het om de organisatie van de
vervaardiging en bijhouding resp. de aanschaf van het (basis)-
143