Kadastrale plans vóór 1832
178
door ir. E. Muller.
Zo moeizaam als de invoering van het Kadaster in
Frankrijk verliep (zie NGT Geodesia 1980, no. 3, pag.
109), zo vlot ging het aanvankelijk met het z.g. Hol
landse Kadaster. In 1807 werden een wet en enkele
uitvoeringsvoorschriften uitgevaardigd met de zeer
beperkte doelstelling om voor ten hoogste vijftien jaar
de basis te leveren voor de heffing van een belasting
op het grondbezit. Zoals Scheffer met voorbeelden
illustreert, was een goede kaart zelfs geen vereiste: in
maatboeken kon men de grootten der percelen in
dividueel gemeten met voldoende nauwkeurigheid
berekenen, en een schetskaart kon bij benadering de
ligging van de percelen aanduiden [Scheffer, 1977],
Voor het oostelijk deel van de provincie Utrecht zijn
een aantal maatboeken en z.g. figuratieve kaarten
bewaard gebleven; voor het westelijk deel van de
provincie zijn het kaarten op schaal 1 2880, alle uit
1810 en 1811 (zie fig. 1). De schaal, een duim op 20
roeden, was toen eigenlijk al achterhaald, want de
wet van 1 februari 1809 bepaalde, dat het Franse
decimale stelsel van maten en gewichten ook hier zou
worden ingevoerd, zonder echter een ingangsdatum
te noemen.
Fig. 1. Kaarten van het Hollandse Kadaster"; streeparcering:
kaarten op schaal 1 2880; puntarcering: z.g. figuratieve kaarten.
De pijl wijst de polder Vogelzang aan.
Op deze kaarten staan de perceelnummers in rood
vermeld; de grootten in zwart (in morgens en roeden).
Als het bezit van een eigenaar door wegen of water
lopen werd onderbroken, gebruikte men veelal toch
slechts één perceelnummer voor alle delen. Vaak zijn
ook de meetlijnen aangegeven, en wel door rood ge
trokken lijnen. In één geval de polder Vogelzang
onder Jaarsveld is zelfs een kaart bewaard geble
ven waarop met de gemeten maten (in roeden) en
hoeken (sexagesimaal) een soort constructie is aan
gegeven, die als grondslag heeft gediend voor de op
hanging van de meetlijnen. De kaartering van deze
grondslag schijnt enkele moeilijkheden te hebben op
geleverd, want vlak bij elkaar treft men op de kaart
vele prikgaatjes aan. Deze kaart is nog niet genummerd
en ook niet getekend door de verificateur (fig. 2 en 3).
Meestal schijnt de constructie te zijn gebaseerd op een
enkele zo nodig kilometers lange rechte lijn,
waaraan door dwars- of loodlijnen andere lijnen waren
verbonden. Het formaat van de kaarten werd aange
past aan het af te beelden terrein; door het aan elkaar
plakken van desnoods twaalf vellen papier kon men
zelfs een kaart maken van 4,92 bij 1,24 m voor Oost
veen, wat de oude benaming is van Maartensdijk.
De verificatie geschiedde veelal door het meten van
een willekeurige lijn; de maten tussen de gepasseerde
sloten of scheidingen werden op de kaart aangete
kend, soms met de hoek waaronder deze werden ge
kruist. De lijnen liepen van een in de kaart duidelijk
herkenbaar terreinpunt naar een soortgelijk punt, of
vanuit zo'n punt in een willekeurige richting, waarbij
de hoek tussen deze richting en die naar de toren, met
rode of blauwe streep- of stippellijnen aangegeven,
werd gemeten en aangetekend. Op sommige kaarten
ziet men dientengevolge een ware stralenbundel van
zulke hulplijnen, alle gericht op de toren.
Fiq. 2. Kaart met grondslag uit 1811 IRijksarchief Utrecht, Top.
Atlas, 136-2, V, 11-2).
NGT GEODESIA 81