inspanning en veel geld en dat laatste is helaas niet altijd zo ruim beschikbaar als voor militaire ontwikke lingen. Remote Sensing in Nederland De geschiedenis van de civiele toepassing van Re mote Sensing in Nederland begon ongeveer in 1968. In de zomer van dat jaar organiseerde het ITC in samenwerking met het Physisch Laboratorium van TNO een colloquium over Remote Sensing. Het ITC had, gezien de aard van zijn taken, een grote kennis van de techniek van aardwetenschappen, terwijl het Physisch Laboratorium van TNO reeds jaren onder zoek had verricht in verband met militaire toepas singen van Remote Sensing. Gesteund door de tijdens het colloquium gebleken belangstelling werd in begin 1969 door het ITC een voorstel ingediend bij het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen voor het uitvoeren van een applica tie-onderzoek van moderne luchtwaarnemingstech- nieken. Dit voorstel resulteerde in 1971 in de instelling van de Nederlandse Interdepartementale Werkge meenschap voor het Applicatie-onderzoek van Re mote Sensing-technieken (NIWARS). De NIWARS werd bestuurd door een onder leiding van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen staande stuurgroep, waarin werd samengewerkt door een achttal departementen, namelijk Onderwijs en Wetenschappen, Buitenlandse Zaken, Defensie, Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, Verkeer en Waterstaat, Economische Zaken, Landbouw en Visserij, alsmede Cultuur, Recreatie en Maatschappe lijk Werk. Het ITC had een belangrijke ondersteunen de functie in dit project, dat werd gefinancierd uit de zogenaamde „Beleidsruimte" tot een bedrag van totaal 10,75 miljoen gulden. De „Beleidsruimte" was een hoeveelheid geld die de overheid extra ter be schikking had voor het bevorderen van veelbelovende onderzoeksprojecten, of voor projecten die door hun multidepartementaal belang niet uit de normaal be schikbare middelen konden worden gefinancierd. Be stedingen uit deze „Beleidsruimte" geschiedden op advies van de Raad van Advies voor het Weten schapsbeleid (RAWB). Aan het NIWARS-onderzoek werd deelgenomen door een groot aantal diensten en instituten alsmede afdelingen van universiteiten en hogescholen. De organisatie van de NIWARS ondervond een groot aantal problemen, vooral door het vrijblijvende karak ter van de deelname van sommige ministeries. Het onderzoekswerk in de NIWARS werd uitgevoerd in een aantal deelprojectgroepen, gericht op specifieke vakgebieden. Dat waren geologie, bodemkunde en vegetatie. De vierde deelprojectgroep, Waterstaat, had een wat apart karakter, waarop later wordt terug gekomen. Deze projectgroepen werden ondersteund door de deelprojectgroepen Fysica en Informatiever werking. Daarnaast fungeerde er een centraal bureau, dat de logistieke ondersteuning verzorgde en boven dien het documentatiecentrum opzette. De Rijkswaterstaat was al in 1969 gestart met een onderzoek naar de toepassingsmogelijkheden van Remote Sensing, dat met name was gericht op speci fieke waterstaatstaken, zoals het opsporen van ver ontreinigingen op het water (bijvoorbeeld illegale lozingen op de binnenwateren en olie op de Noord- 218 zee), het bestuderen van golven op de Noordzee, ijs- vorming op rivieren, kwel door dijken en dergelijke. Aan dit onderzoek werd en wordt jaarlijks ongeveer 1 miljoen gulden besteed (exclusief de personele kos ten), hetgeen van dezelfde orde van grootte is als de jaarlijkse gemiddelde NIWARS-uitgaven (ongeveer 2 miljoen gulden, inclusief personele kosten). Binnen de Rijkswaterstaat was onder meer de Project groep Instrumentatie Vliegtuigen (PIV) gesticht. Deze projectgroep heeft in samenwerking met het Natio naal Lucht- en Ruimtevaart Laboratorium (NLR), het Physisch Laboratorium TNO en het Radarproefstation een aantal onderzoeken op gang gebracht en experi menten uitgevoerd niet alleen betreffende de opname maar ook betreffende de registratie en verwerking van gegevens. De projectgroep heeft onder andere de beschikking weten te krijgen over een Side Looking Airborne Radar (SLAR) waarmee veel ervaring is op gedaan. De projectgroep PIV werd in 1976 opgeheven. De lopende contacten en activiteiten werden geconti nueerd door de Meetkundige Dienst. De thans nog bestaande Contactgroep Remote Sensing Waterstaat, waarin ook het KNMI partici peert, fungeerde als deelprojectgroep Waterstaat van de NIWARS, maar bestreek een breder terrein dan de doelstelling ervan. Daarnaast speelde de Rijkswater staat in de NIWARS een belangrijke bestuurlijke rol, want hij leverde de vice-voorzitter en de secretaris. De NIWARS en de Rijkswaterstaat slaagden erin ten behoeve van het onderzoek de beschikking te krijgen over apparatuur voor het maken van opnamen, als mede apparatuur en programmatuur voor de ver werking daarvan. Voorts werd vooral veel aandacht besteed aan het fysische achtergrondonderzoek, met andere woorden de relatie tussen de verschijnselen aan het aardoppervlak en de daardoor veroorzaakte, waargenomen signalen. Naast de personele inzet van een aantal deelnemende diensten beschikte de NIWARS over een kleine staf van jonge wetenschappers. Dankzij het NIWARS- project is in Nederland een kern ontstaan van perso nen die met de Remote Sensing-problemen zijn ver trouwd. Het NIWARS-project werd in 1977 afgerond met een eindrapport. Met de beëindiging van het NIWARS- project dreigde de Remote Sensing in Nederland in een vacuüm terecht te komen, omdat er nog onvol doende werkelijke gebruikers aanwezig waren en doordat de diverse methoden nog niet geheel voor operationeel gebruik gereed waren. Dit maakte dat kostbare investeringen en het stichten van een spe ciale dienst voor Remote Sensing nog niet verant woord waren. Daarom werd besloten om het onder zoek voort te zetten in een samenwerkingsverband van die ministeries die werkelijk in het gebruik van Remote Sensing waren geïnteresseerd. Uiteindelijk resulteerde dit in de Begeleidings Com missie Remote Sensing (BCRS), waarin de Ministe ries van Verkeer en Waterstaat, Landbouw en Vis serij, Economische Zaken en van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening gezamenlijk het Remote Sen- sing-onderzoek voortzetten, voortbouwend op de in NIWARS-verband verkregen resultaten. De BCRS is samengesteld uit vertegenwoordigers van de vier ministeries, te weten: NGT GEODESIA 81

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1981 | | pagina 4