Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat (MD); Centrum voor Agrobiologisch Onderzoek (CABO); Rijks Geologische Dienst (RGD); Rijks Planologische Dienst (RPD), waarbij de technische en administratieve ondersteu ning door de MD wordt geleverd. Ter wille van de continuïteit werd alle inventaris van de NIWARS over gedragen aan de MD. Het totale jaarbudget van de BCRS is samengesteld uit bijdragen van de vier deelnemende ministeries en bedraagt 1,6 miljoen gulden. Het leeuwedeel wordt geleverd door de Rijkswaterstaat. Uit dit bedrag moe ten niet alleen de kosten voor opnamevluchten en de verwerking van de gegevens worden bestreden, doch ook het onderhoud c.q. de vernieuwing van de appa ratuur, de uitbesteding van specialistisch onderzoek en vaak nog de inzet van een of meer onderzoekers. Het zal duidelijk zijn dat men met deze 1,6 miljoen gulden moet spreken over bescheiden middelen. Wil men op een gegeven ogenblik Remote Sensing- technieken operationeel gaan toepassen, dan zullen er belangrijk grotere bedragen op tafel moeten ko men. De huidige middelen zijn juist voldoende om de zaak levend te houden, zodanig dat, zodra de ge- bruiksbehoefte groter wordt, de Remote Sensing op volle kracht kan worden gestart. Gekscherend wordt weieens over het „waakvlak-project" gesproken. Het onderzoek in BCRS-verband vindt niet alleen plaats bij de vier genoemde samenwerkende diensten en instituten, doch ook bij andere onderdelen van de desbetreffende ministeries. Zo is er een belangrijke bijdrage van de Landbouwhogeschool en van een aantal instituten in Wageningen. Evenals de NIWARS besteedt de BCRS een deel van het onderzoek uit aan gespecialiseerde laboratoria, met name het Physisch Laboratorium van TNO en het NLR. Op de functie van het NLR in internationaal ver band in het kader van het Remote Sensing-onderzoek wordt later teruggekomen. Het beeld is echter nog ingewikkelder aangezien door verschillende instituten uit eigen middelen onderzoek wordt verricht; meestal gebeurt dit onderzoek wel in overleg met de BCRS. O.a. kunnen hierbij worden genoemd het NLR, het ITC en het Laboratorium voor Microgolftechniek van de TH Delft. Een aparte ver melding verdient nog het documentatiecentrum (de zogenaamde NIWARS-bibliotheek) dat thans onder auspiciën van de BCRS in Wageningen is gevestigd en daar functioneert met ondersteuning van de Land bouwhogeschool. De BCRS is vooral bedoeld als een samenbundeling van gebruikers en potentiële gebruikers van Remote Sensing-technieken en houdt zich dan ook voorname lijk bezig met het gebruiksaspect. Er zijn echter nog twee aspecten aan het Remote Sensing-gebeuren die van belang zijn, namelijk: het wetenschappelijke aspect; het industrieel-economische aspect. Er is tussen de drie aspecten geen scherpe scheiding te trekken, zodat de BCRS zich noodgedwongen wei eens op beide andere terreinen heeft moeten be geven, al vormen ze geen primair doel van de BCRS. U kunt zich voorstellen dat een toekomstig gebruik van Remote Sensing-technieken grote beloften in houdt voor de wetenschap (onder meer aardweten- NGT GEODESIA 81 schappen) en voor de industrie (onder meer ontwikke ling van geavanceerde apparatuur). Het is in dat licht dat de Minister van Wetenschapsbeleid het voor nemen heeft, gelden uit het zogenaamde Stimule ringsfonds (onder meer bestemd voor ontwikkelingen in verband met de ruimtevaart) ter beschikking te stellen voor het doen uitvoeren van onderzoekspro jecten in verband met Remote Sensing. Deze stimu lering heeft op dit moment nog geen concrete ge stalte gekregen, doch het laat zich aanzien dat de ontwikkeling van Remote Sensing in Nederland hier door een extra impuls kan krijgen. Voor de industrieel-economische aspecten moeten we zijn bij het Ministerie van Economische Zaken (EZ); dit Ministerie is weliswaar in de BCRS vertegenwoor digd, doch uitsluitend door de als gebruiker optre dende RGD. De industrieel-economische aspecten komen vooral in de ruimtevaart tot uitdrukking en in deze sector is EZ actief, onder meer in de interna tionale samenwerking. Remote Sensing en internationale samenwerking Het onderzoek naar de toepassingsmogelijkheden van Remote Sensing-technieken vanuit de ruimte is in de zeventiger jaren een bij uitstek internationale activiteit geworden. De belangrijkste aanzet werd gegeven door de Ameri kaanse NASA. Later heeft ook in Europa een bunde ling van nationale activiteiten plaatsgevonden, onder meer in de European Association of Remote Sensing Laboratories (EARSeL), een studiegroep van de Par lementaire Assemblée van de Raad van Europa. Op het gebied van Remote Sensing vanuit satellieten speelt in Europa de ESA (European Space Agency) de belangrijkste rol. De ESA, de Europese pendant van NASA, is een samenwerkingsverband van een groot aantal Europese landen, waarin naast de in de Euro pese Gemeenschap (EG) verbonden landen ook bij voorbeeld Zweden en Zwitserland participeren. Ruimtevaart is geen doel op zichzelf; één van de be langrijkste toepassingen van de ruimtevaart vinden we in de aardobservatie, waarbij Remote Sensing een wezenlijk bestanddeel van de te ontwikkelen techniek vormt. De Nederlandse inbreng in de diverse ESA-organen komt tot stand via de Interdepartementale Commissie voor Ruimte-onderzoek en Ruimtetechnologie (ICR). In deze commissie zijn alle in Nederland bij de ruimte vaart betrokken ministeries vertegenwoordigd, name lijk Verkeer en Waterstaat, Economische Zaken, On derwijs en Wetenschappen, Buitenlandse Zaken en Financiën. Voorts zijn in de ICR vertegenwoordigers opgenomen van het KNMI, het Nationaal Instituut voor Vliegtuig ontwikkeling en Ruimtevaart (NIVR) en de Neder landse Commissie voor Geofysica en Ruimte-onder zoek (GROC). De ICR adviseert ook inzake de verde ling van de kosten over de verschillende ministeries. Bij de ondersteuning van de diverse aan Nederland toegewezen ESA-opdrachten is het NIVR betrokken. Door de Nederlandse industrie en laboratoria (bijvoor beeld Fokker, Signaal, NLR, TPD, enz.) kan bij de uit voering van dergelijke opdrachten een grote know how op het gebied van de ruimtevaart worden opge bouwd, waardoor Nederland ook in de toekomst een actieve rol kan blijven spelen in deze sector. 219

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1981 | | pagina 5