berichten VERENIGING VAN GRONDBEDRIJVEN IN OPRICHTING Het grondbeleid vormt een belangrijk instrument voor de overheid bij de behartiging van een aantal zorggebieden, zoals volkshuis vesting, milieubeheer en werkgelegenheid. Bij de gemeenten komt dit bij het maken en vooral bij de realisering van bestemmings plannen tot uiting. Het in het algemeen niet overlaten van de uit voering van bestemmingsplannen aan het particulier initiatief, heeft bij vele gemeenten geleid tot het instellen van een grondbedrijf. De taken van deze grondbedrijven zijn de laatste jaren sterk uit gebreid. Tot in de jaren zestig waren de grondbedrijven alleen produktie- bedrijven; op basis van bestemmingsplannen werden gronden ver worven, bouwrijp gemaakt en weer uitgegeven. De economische uitvoerbaarheid van de plannen gaf, algemeen gesproken, weinig problemen. Er waren uit een oogpunt van verwerving en ontsluiting gunstige bouwlocaties voorhanden, zodat de grondkosten zonder aanwending van andere dekkingsmiddelen dan die uit de grond- verkopen op een redelijk niveau konden blijven. Omdat tevens het merendeel van de bestemmingsplannen uitbreidingen waren van bestaande kernen, betekende realisering van die plannen verwer ving en uitgifte van alle in het plangebied gelegen gronden. De laatste jaren is in deze situatie veel verandering gekomen. In de eerste plaats zijn de grondkosten zeer sterk gestegen als gevolg van minder gunstige bouwlocaties, de vraag naar meer kwaliteit in de bestemmingsplannen en niet in het minst door steeds meer kosten ten laste van de grondexploitatie te brengen. In de tweede plaats worden de bestemmingsplannen, zeker voor gebieden binnen de bestaande bebouwing, niet meer direkt na de tot standkoming van het plan, in hun totaliteit door de gemeenten gerealiseerd. De in vergelijking met de buitengebieden hoge kosten voorverwerving en planvoorbereiding noodzaken hiertoe. Voor de rechtszekerheid en het werkelijk inhoud geven aan inspraak van belanghebbenden is het noodzakelijk een goed en vooral tijdig inzicht te verstrekken van de gebieden, waar binnen redelijke ter mijn door de gemeente bestemmingswijzigingen zullen worden uit gevoerd. Van grote en beslissende invloed hierbij is de financiële steun van het Rijk. Inzicht in de financieel-economische aspecten van alle plannen over het gehele gemeentelijk grondgebied is nodig om in overleg met de rijksoverheid tot het stellen van prioriteiten te komen. Hiermee en op grond van ontwerpcriteria kunnen voor elk plan de financiële randvoorwaarden worden opgesteld, die tijdens de gehele planduur, zowel bij ontwerp als uitvoering, moeten worden bewaakt. Moderne administratieve en geautomatiseerde technieken zijn hierbij van wezenlijk belang. Het spreekt vanzelf dat voor deze aspecten een specialistische inbreng niet kan worden gemist. Deze inbreng zal vanuit de grondbedrijven moeten worden geleverd. In de derde plaats worden bij de gronduitgifte belangen van volks huisvesting, werkgelegenheid en milieu steeds meer gediend. Genoemd kunnen worden: grondprijsdifferentiatie, vestigingsbe leid, antispeculatiebedingen, erfpachtsvoorwaarden, bescherming van kopers van woningen enz. Privaatrechtelijk wordt dan gere geld, wat publiekrechtelijk niet of moeizaam is te bereiken. Hierbij moet een aanvaardbaar compromis worden gezocht om tot opti male doelmatigheid, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid te komen. Met de hierboven summier weergegeven taken worden de mede werkers van de grondbedrijven belast, hoe en waar zij organisato risch zijn opgenomen in het gehele gemeentelijke bestel. De werk zaamheden hebben vele facetten: technisch, financieel, bedrijfs economisch, juridisch en administratief. Een zeker specialisme binnen de grondbedrijven heeft zich in de praktijk dan ook afge tekend: grondverwerving, grondbeheer, grondexploitatie en grond- uitgifte. Hoewel op verschillende niveaus, binnen de bestaande opleidingen, aandacht wordt geschonken aan grondbedrijfactiviteiten, kan niet worden gesteld, dat er een all-round grondbedrijfmedewerker wordt opgeleid. Dit heeft er, samen met de zich snel ontwikkelende problematiek, toe geleid, dat er behoefte is ontstaan aan uitwisse ling van ervaringen en denkbeelden. Zo is in 1965 de Contactclub Grondbedrijven opgericht op initiatief van de hoofden van grond bedrijven van enkele middelgrote gemeenten. De Contactclub heeft geen officiële status en functioneert door het houden van 3 4 bijeenkomsten per jaar, waaraan door medewerkers van grond bedrijven van gemeenten met een inwoneraantal boven 100.000 wordt deelgenomen. Naast deze landelijk werkende Contactclub, wordt veel regionaal overleg gevoerd tussen een aantal gemeenten, soms over een specifiek facet van het grondbedrijf, zoals grond verwerving. Ook tussen gemeentelijke grondbedrijven en provin- NGT GEODESIA 81 ciale planologische diensten vindt samenwerking plaats om tot onderlinge afstemming van werkmethoden te komen. Deze wat ongestructureerde overlegvormen, het groeiende aantal verzoeken van gemeenten om lid van de Contactclub te worden en bovenal het hiervoor geschetste breder wordende takenpakket van de grondbedrijven, hebben voor de Contactclub de aanleiding gevormd zich te bezinnen over een meer doeltreffende organisatie vorm. Door de Contactclub is daartoe een enquête gehouden onder gemeenten met een inwoneraantal boven 10.000 en alle hiervoor in aanmerking komende rijks- en provinciale diensten. De respons op deze enquête bedroeg: 72% voor de gemeenten (231 inzendingen); 45% voor de provincies (5 inzendingen) en 38% voor de rijks diensten (8 inzendingen). De voornaamste vragen en antwoorden waren als volgt: Vraag: Bent u van mening, dat een organisatie, die zich bezig houdt met grondzaken en grondbeleid een nuttige functie kan vervullen? Ontvangen antwoorden: zeer nuttig 93%; van weinig belang 6%; van geen enkel belang 1 Vraag: Welke van de onderstaande activiteiten zouden naar uw oordeel tot de taken van de organisatie moeten behoren? Ontvangen antwoorden op: onderlinge uitwisseling van informatie en ervaring tussen alle gemeenten: juiste taak 98%, geen juiste taak 2%; verhoging van kennis door inbreng van externe deskundigheid: juiste taak 90%, geen juiste taak 10%; het leggen van regelmatige contacten tussen gemeentelijke grondbedrijven en provinciale en rijksdiensten, werkzaam op het gebied van het grondbeleid: juiste taak 94%, geen juiste taak 6%; het onderhouden van regelmatige contacten met andere disci plines op het gebied van ruimtelijke ordening en volkshuis vesting: juiste taak 85%, geen juiste taak 15%; het leveren van een bijdrage aan gerichte opleidingen van ge specialiseerde grondbedrijf medewerkers: juiste taak 85%, geen juiste taak 15%; het beïnvloeden en initiëren van nieuwe wetgeving op het ruime gebied van het grondbeleid: juiste taak 83%, geen juiste taak 17%. Vraag: Acht u samenwerking van de nieuwe organisatie met het NIROV (Nederlands Instituut voor Ruimtelijke Ordening en Volks huisvesting) van belang? Ontvangen antwoorden: zeer nuttig 73%; van weinig belang 22%; van geen belang 5%. Vraag: Welke vorm van de organisatie heeft uw voorkeur? Ont vangen antwoorden: eigen zelfstandige vereniging 56%; sectie binnen het NIROV 39%; andere organisaties (VNG, NIDIG, VHAO e.a.) 5%. Vraag: Wie zouden naar uw mening lid van de nieuwe organisatie kunnen worden? Ontvangen antwoorden: alleen overheidsdiensten of medewerkers hiervan 75%; lidmaatschap toegankelijk voor een ieder die zich met grondzaken bezig houdt 25% Uit deze resultaten blijkt, dat het door de Contactclub Grondbe drijven genomen initiatief om tot een nieuwe organisatie te komen in een behoefte voorziet en dat de genoemde activiteiten van die organisatie als nuttig worden onderschreven. Samenwerking met het NIROV in een of andere vorm wordt nadrukkelijk als belangrijk gezien. Toch wordt door de meerderheid de voorkeur gegeven aan een eigen zelfstandige vereniging. Uit de door de geënquêteerden gemaakte opmerkingen is ook gebleken, dat uitwisseling van kennis en ervaring op regionaal niveau van groot belang wordt geacht. Zeer duidelijk is de uitspraak, dat het lidmaatschap alleen voor de overheid en de daar werkzame ambtenaren open dient te staan. De bovengenoemde resultaten heeft de Contactclub Grondbedrij ven doen besluiten de oprichting van een zelfstandige, landelijke vereniging van grondbedrijven te bevorderen. Hiertoe is een werk groep in het leven geroepen, die de oprichting van de vereniging moet voorbereiden en tevens als voorlopig bestuur zal fungeren. Als eerste taak is een ontwerp voor de statuten opgesteld, waarin ten aanzien van doelstellingen en het lidmaatschap van de vereni ging rekening is gehouden met de resultaten van de enquête. Als gewoon lid zullen worden toegelaten: overheidsinstanties, die werkzaam zijn op het terrein van grondbedrijfactiviteiten en ambte naren met een werkkring, die naar de opvatting van het bestuur duidelijke raakvlakken heeft met grondbedrijfactiviteiten. Het is de bedoeling, dat de vereniging officieel op 14 oktober 1981 gaat functioneren. De lidmaatschapskosten zijn voorlopig gesteld op: f 100,— per jaar voor natuurlijke personen en gemeenten tot 20.000 inwoners; f 150,— per jaar voor gemeenten van 20.000 tot 50.000 in woners; f 200,— per jaar voor gemeenten van 50.000 tot 100.000 in woners en voor andere dan gemeentelijke instanties; f 250,— per jaar voor gemeenten boven 100.000 inwoners. 287

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1981 | | pagina 33