zit dus een geweldige escape aan de kant van het
streekplan. Daarnaast is in de ontwerp-LIW voor het
eerst het Structuurschema Landinrichting genoemd,
dat nog niet eens een juridische status heeft. Het is
zeer moeilijk tot een conclusie te komen in welk geval
voor herinrichting dan wel voor landinrichting moet
worden gekozen.
Volgens de heer Algra maakt de heer Van 't Land zich
te veel zorgen over de politieke besluitvorming op
provinciaal niveau. Wanneer PS meer mogelijkheden
krijgen, zal de besluitvaardigheid zeker toenemen. Hij
is niet bang dat het agrarische belang als zodanig niet
aan de bak komt. Hij gelooft dat men van veel moei
lijke criteria af zal zijn via herinrichtingsprocedures en
dat dan uit de politieke besluitvorming zal blijken welk
plan naar welke streek toe gaat. Het lijkt hem evident
dat acceptatie door de streek voor de provinciale poli
tici maatgevend zal zijn voor de wijze van stemmen.
De grondverwerving speelt volgens de heer Van 't
Land rond deze keuze een belangrijke rol. Het magi
sche artikel 13 is niet meer teruggekomen en daardoor
wordt er een andere ingang gekozen voor de keuze
tussen ruilverkaveling en herinrichting, wat volgens
hem een zakelijk argument is.
De voorzitter geeft de heer Van Berk nog het woord
omdat deze in zijn inleiding een indicatieve suggestie
heeft gebracht. De heer Van Berk denkt dat de keuze
tussen herinrichting en ruilverkaveling zal liggen
onder de druk van de besluitvorming. De wet kent
nogal wat alternatieven. Voor de rechtse colleges
moet in de wet de mogelijkheid worden geopend dat
PS desgewenst gebruik kunnen maken van de stem
mingsprocedures, zoals die in de wet zijn beschreven.
De meer linkse, meer besluitvaardige, colleges kun
nen op een andere wijze het gevoelen van de streek
peilen en zodoende een beslissing nemen.
De heer P. van de Molen vond het verhaal van de heer
Kok goed, maar vraagt wat de rol is van de plaatselijke
commissie c.q. landinrichtingscommissie in het kader
van planning en beheersing van projecten.
De heer Kok geeft hierop als antwoord dat de plaatse
lijke en de landinrichtingscommissie primair verant
woordelijk zijn voor de uitvoering van activiteiten en
voor hetgeen beleidsmatig binnen de ruilverkavelings-
en landinrichtingsprocedure gebeurt. De achtergrond
van zijn verhaal was, dat er primair een beleidsplan
ning wordt opgemaakt en binnen dat beleid vrij glo
baal hoofdlijnen moeten worden aangegeven. Hier
binnen kan dan nadere uitwerking worden gegeven
door de diverse participerende diensten die voor de
uitvoering staan. Het streven naar een optimale dui
delijkheid ligt bij de plaatselijke commissie en de land
inrichtingscommissie.
De heer P. Hey had verwacht te zullen horen dat in de
ontwerp-LIW een nieuwe mogelijkheid is geopend om
een combinatie te vormen van alle tervisieleggingen
die we kennen: lijst van rechthebbenden, schattings
uitkomsten, plan van toedeling en lijst van geldelijke
regelingen. Dit staat niet in de wet zelf, maar in de
memorie van toelichting.
Wat betreft het onderscheid in de medezeggenschap
bij de besluitvorming zien we dat de rechthebbenden
bij herinrichting geen medebeslissingsrecht hebben;
bij de besluitvorming in ruilverkaveling bij overeen
komst is dit echter volledig. Hij vraagt of het forum
NGT GEODESIA 81
van mening is dat die combinatie van tervisieleggin
gen met name door de geodeten zou moeten worden
uitgebuit, omdat zich hierbij het geval voordoet, dat
men optimaal geïntegreerde informatie kan verschaf
fen en bovendien de rechtsbescherming mogelijk op
zeer grote wijze tot z'n recht kan komen. Bij kleinere
herinrichtingsprojecten en ook doordat de grotere in
blokken kunnen worden verdeeld, moet dat toch
mogelijk zijn? Is het niet bij uitstek de taak voor een
geodeet om daar naartoe te gaan werken?
De heer Bogaerts is het met deze vraagstelling eens.
Relatief t.o.v. andere wetten is de informatie aan de
burgers over de plannen goed geregeld, maar abso
luut niet, omdat de burger te slecht is geïnformeerd bij
het uitbrengen van zijn stem, en hij niet goed de ach
tergronden van alles kan doorzien. Verder is hij niet
geïnformeerd over de informatie zelf. Niet alleen geo
deten, maar ook kartografen kunnen meer aan infor
matie van de burger doen. De burger heeft nl. niets
aan een grote lijst met gegevens. Kaarten zijn erg
moeilijk te lezen en nóch bij de geodesie nóch bij de
kartografie wordt enig fundamenteel onderzoek ge
daan op het terrein van de informatievoorziening aan
leken.
Op de afdeling Geodesie is de leerstoel kartografie
vacant. Het profiel van de leerstoel zal erg gericht zijn
op de kartografie t.b.v. de technische planologie. Dit
zal een belangrijk aspect krijgen binnen die afdeling en
de heer Bogaerts hoopt, dat t.b.v. de landinrichting
het nodige onderzoek zal worden verricht.
De heer Van Berk heeft in zijn inleiding al gezegd, dat
de LIW een kneedbare procedure kent. Tevens heeft
hij gezegd dat bij de veranderingen in het takenveld
van de geodeet het verkavelen van de procedure een
van de dingen is waarvoor hij zich ziet gesteld. Dat is
dan toch de typisch geodetische activiteit waar de
heer Hey om vroeg.
De heer G. Zantinge stelt dat de landinrichtingspro
jecten straks te maken hebben met de Milieu Effect
Rapportage (MER). Het onderzoek daartoe en het
verzamelen van het materiaal gebeurt door de Land-
inrichtingsdienst. Hij vindt het vreemd dat een dienst
zijn eigen werk evalueert en vraagt of de objectiviteit
wel voldoende is gewaarborgd.
De heer Algra deelt mee dat de discussie rond de in
voering van de MER in volle gang is. Een essentieel
punt is daarbij, wie het meest bij het initiatief is be
trokken, en dus niet zozeer wie het materiaal ver
zamelt. De eerstgenoemden moeten ook zorgen dat
het noodzakelijke materiaal op tafel komt.
Cruciaal hierbij is welke instantie de deugdelijkheid en
de volledigheid van de MER beoordeelt. Dat moet een
onafhankelijke instantie zijn die beoordeelt of er vol
doende materiaal is aangedragen om tot een goede
besluitvorming te komen en verder de kwaliteit van
het materiaal zelf beoordeelt. De heer Algra vindt het
geen bezwaar, dat de aandrager van dat materiaal de
Landinrichtingsdienst is, omdat deze over het meest
relevante materiaal beschikt, anders zouden twee in
stanties naast elkaar moeten werken aan hetzelfde
project.
De ontwerp-LIW gaat in de memorie van toelichting
er van uit dat het door de Landinrichtingsdienst ont
wikkelde HELP-systeem moet worden vervangen om
dat landinrichtingsprojecten MER-plichtig zullen wor
den, echter met die toevoeging, dat het verzamelen
315