agenda
van materiaal en ontwikkelen van methodieken
d.m.v. het HELP-systeem goed bruikbaar is voor de
hele MER-procedure.
De heer Van 't Land zegt dat hem een schema bekend
is, waarop men kan zien dat op het ogenblik in het
kader van de HELP-procedure een aantal ruilverkave
lingen zijn aangewezen waarbij men enige alternatie
ven naast elkaar legt, o.a. waar de informatie vandaan
komt. Veelal blijkt de bron het landbouwstructuur
advies, het landschapsadvies, het recreatieplan of de
NWC.
Degenen, die de informatie verschaffen, zullen niet
werkloos na de beoordeling de resultaten afwach
ten. Bij het schiften van de diverse alternatieven
komen ze heel duidelijk aan bod. Het is van belang te
weten dat in het hele evaluatiesysteem alternatieven
worden opgebouwd die kunnen variëren van een nul
plan tot een aantal plannen met diverse graden van
ingrijpendheid. In het uiteindelijke plan ex-art. 34 is
één keuze gemaakt die leidt tot één plan.
Door het volgen van deze procedure is een duidelijke
beoordeling door de plaatselijke betrokkenen gewaar
borgd, maar ook in de CCC zal een duidelijke afwe
ging plaatsvinden. Het is hem bekend dat in de CCC
indringende discussies plaatsvinden tussen zeer
tegengestelde belangenrichtingen, waarbij het onder
werp deels objectief, deels subjectief kan worden
benaderd. Hij is van mening dat de Landinrichtings-
dienst tot nu toe heeft bewezen zeer zorgvuldig te
werk te gaan en voor alle partijen aanvaardbaar wordt
geacht om een oordeel te vellen. Verder gelooft hij dat
een dergelijke positie in de toekomst voor de CLC een
zeer cruciale zal zijn, in het bijzonder bij de beoorde
ling van dergelijke alternatieven.
De heer P. Hey stelt dat het bevorderen van de rechts
zekerheid een hoofddoelstelling is van het Kadaster.
Bij een gecombineerde tervisielegging wordt die
rechtszekerheid het meest gediend. Iemand die naar
de schatting komt kijken moet én op de oude èn op de
nieuwe percelen letten, maar kan geen gebruik maken
van de tervisielegging van die schatting, omdat het
plan van toedeling nog niet bekend is, dus ook niet
waar die percelen liggen. Hij denkt, met name voor
wat betreft de geodetische aspecten, aan de normen
die in de wet zijn verankerd met betrekking tot het plan
van toedeling waarmee wij ons het meest intensief
bezighouden.
In de nieuwe wet komt geen artikel voor vergelijkbaar
met art. 14 van de Ruilverkavelingswet 1954, waarbij
ieder bij toedeling recht heeft op zoveel mogelijk eigen
grond. Er komt geen art. 9 (oud) voor in de nieuwe
wet, dat huizen, gebouwen, erven en goederen in
gebruik voor andere doeleinden dan van land- en tuin
bouw, niet in het plan van toedeling mogen worden
opgenomen. In de nieuwe wet krijgt de gedwongen
pachtruil, de z.g. dwangpacht, een sterker accent. In
de oude wet moest e.e.a. volgens art. 18 door de CCC
worden goedgekeurd.
Als de Landinrichtingscommissie van oordeel is dat
het een goede zaak is, is er geen goedkeuring meer
nodig. Hierdoor ontstaat een grotere vrijheid, maar
ook een grotere verantwoordelijkheid voor de plan
vormers. Is dit uit het oogpunt van rechtsbescher
ming verantwoord? De kamerleden hebben er ook al
vragen over gesteld. De heer Hey vraagt zich af of het
hier geen verlies in rechtsbescherming betekent voor
de enkele burger t.o.v. de oude ruilverkavelingswet.
De heer Van Berk geeft hier als eerste een antwoord
op. Hij vindt dat er een duidelijk verschil bestaat t.o.v.
de oude ruilverkavelingswet, met name toegespitst op
zaken als gedwongen pachtruil. In het instituut van de
richtlijnen wordt duidelijk aangegeven welke percelen
wel en welke niet in aanmerking komen voor uitruil.
Via de richtlijnen kan een wezenlijke bijdrage worden
geleverd aan de rechtsbescherming: ze worden im
mers ter visie gelegd, en er is een bezwarenbehande-
ling op toegelaten. Dit is een verrijking om, afhankelijk
van het project, de door de heer Hey genoemde ele
menten beter tot hun recht te laten komen.
De heer Brussaard had de indruk dat, zoals e.e.a.
werd geformuleerd, een situatie van volstrekte wille
keur werd geïntroduceerd met de nieuwe wet, maar
dat is niet het geval. Tegenover een grotere vrijheid
om te schuiven enerzijds, staat anderzijds een ver
mindering van de rechtszekerheid. Uiteindelijk is de
rechtszekerheid door deze wet toegenomen. Helaas
kent hij de praktijk niet genoeg om te kunnen zeggen
of het in een enkel individueel geval anders uitpakt.
De voorzitter sluit de discussie met enkele samen
vattende woorden. Hij stelt dat 's morgens de inlei
dingen waren ondergebracht in het wetenschappe
lijke deel, waarin duidelijk sprake was van geodetische
landinrichtingsdiscipline; ook werd gewezen op het
nieuwe instrumentarium, dat de ontwerp-LIW biedt,
's Middags hebben vooral de heren Van 't Land en
Algra het aandachtsveld verlegd naar de behartiging
van de belangen van de landbouw en van de natuur
bescherming en bovendien werd aandacht gevraagd
voor de kadastrale landinrichter.
De heer Flach plaatste de ruimtelijke ordening in een
politiek kader en de landinrichting in een beslissingen
en besluitenveld waar diverse belangen een rol
spelen.
De toehoorder heeft enkele impulsen tot nadenken
gekregen, wat ook de bedoeling was van deze studie
dag.
18 september 1981
De Nederlandse Vereniging voor Fotogrammetrie. Voordracht
door dr. ir. M. Molenaar: Problemen op het gebied van de
kwaliteitscontrole van de fotogrammetrische puntsbepaling".
Plaats: Amersfoort, Kobusaan de Poort. Tijd: 14.00 uur.
29 september 1981
Symposium ter gelegenheid van het afscheid van prof. Koe
man. Onderwerp: ,,De kartering van Nederland tot het jaar
2000", Rijksuniversiteit Utrecht.
1 oktober 1981
Afscheidscollege van prof. Koeman, Rijksuniversiteit Utrecht.
5-10 oktober 1981
38ste Photogrammetrische Woche te Stuttgart.
14 oktober 1981
Oprichtingsvergadering van de Vereniging van Grondbedrij
ven. Zie bericht op pagina 287 van het juli/augustusnummer.
28, 29 en 30 oktober 1981
11e NGL congres. Jaarbeurs-congrescentrum te Utrecht.
26 en 27 november 1981
Seminar Institut für Photogrammetrie der Universitat Stuttgart
onder leiding van prof. F. Ackermann. Zie aankondiging op
pagina 324 van dit nummer.
316
NGT GEODESIA 81