1Geef volledig de uitvoer weer na het commando RUNNH.
2. Wat voor soort berekening wordt hier uitgevoerd
b. 1Vergelijk de mate van gedefinieerdheid bij de 3 grote catego
rieën van computertoepassingen.
2. Wat is de betekenis van het tijdselement bij de 3 onder 1. ge
noemde categorieën?
3. Wat is ,,turn-around time"?
4. Wat is compileren?
CIVIELE TECHNIEK Tijd: 150 min.
1Van een spoorweg in ingraving (enkelspoor) is het volgende
gegeven:
BS i 0,00; maaiveld: —5,00 kruin aardebaan: 0,50 m kant
aardebaan: 0,60 m spoorwijdte: 1435 mm; dwarsliggers: 150 x
250 x 2600 mm; breedte ballastbed: 3,50 m; taluds 2 3; ter weers
zijden van de baan zijn greppels diep 0,50 m en een bodembreedte
van 0,50 m; grondslag is vast zand.
Gevraagd: op schaal 1 50 een halve dwarsdoorsnede van de
spoorbaan.
2. a. Welke functies vervult het ballastbed?
b. Idem ten aanzien van de dwarsliggers?
c. Waarom worden tegenwoordig alle hiertoe geschikte sporen
„voegloos" gemaakt?
d. Geef het schema van een gewoon links wissel als gegeven is:
voorkant wissel mathematisch punt 11755 mm
mathematisch punt achterkant wissel 15755 mm
afbuigend spoor 1 9, R 200 m.
3. Geef de definitie van het vak „civiele gezondheidstechniek".
b. Teken het schema van een waterleidingbedrijf.
c. Wat verstaat men onder „huisriolering" en „openbaar riool"?
4. a. Wat verstaat men onder het „bouwrijp maken" van terreinen
en welke werkzaamheden worden dan bijv. verricht?
b. Beschrijf het uitzetten van het rioleringswerk van put 51 naar put
52 met duidelijke schetsen. (De bijlage in niet afgedrukt.)
5. a. Welke werkzaamheden behoren tot de voorbereiding van de
maatvoering?
b. Omschrijf de activiteiten van de maatvoerder.
eOTOGRAMMETRIE Tijd: 150 min.
1. Voor de bepaling van hoogteverschillen wordt wel gebruik ge
maakt van de vereenvoudigde parallaxformule. Hoe luidt deze; hoe
heten de daarin voorkomende grootheden en verhoudingen (licht
e.e.a. toe met een tekening) en geef een korte verhandeling m.b.t.
de te behalen nauwkeurigheid.
2. a. Geef een duidelijke principe-tekening van een analoog uit
werkingsinstrument (optische projectie) en vermeld daarin de oriën
teringselementen.
b. Geef een korte beschouwing over instrumenten die berusten op
het principe van mechanische projectie (incl. „parallelogram van
Zeiss" en „basis-binnen/basis-buiten").
3. a. In de differentiaalformule voor de dwarsparallax komen 10
variabelen voor. Welke daarvan zijn afhankelijk?
b. Noem een groep van 5 onafhankelijke relatieve oriënteringsele
menten, alle zijnde rotaties, waarmee een ruimtelijk beeld kan
worden gerealiseerd.
c. Geef puntsgewijs een beschouwing over de empirische methode
van relatief oriënteren waarbij alleen de elementen van camera 2
worden gebruikt.
4. Geef een beschouwing over analytische radiaaltriangulatie
(hoofdzaken!). Wat volgt daarna en wat is het uiteindelijke doel?
GEODETISCHE ASTRONOMIE Tijd: 150 min.
KARTOGRAFIE
1Welke sterren met een hoogte van 60° konden ten behoeve van
een gecombineerde lengte-breedtebepaling volgens Gauss op 16
juli 1977 tussen 22 uur en 23 uur lokale tijd worden waargenomen
voor een waarnemer te Mbandaka <P 0°, 18°30')?
Selecteer hieruit vier sterren met
a. een magnitude die kleiner is dan of gelijk is aan 3.5;
b. positielijnen die een zo gunstig mogelijke bepaling geven van de
gevraagde lengte en breedte;
c. een onderling verschil in waarnemingstijd dat niet groter is dan
30 minuten; bepaal hiertoe eerst langs grafische weg de LT van alle
sterren die voldoen en bereken ten slotte ter controle van de 4
geselecteerde sterren de LST met behulp van de steralmanak ot
en het nomogram (t).
Toon aan dat ster 505 voldoet en bereken van deze ster het azimut
tot op boogseconden en de waarnemingstijd in lokale tijd tot op
tienden van tijdseconden.
Onder welke hoek snijdt ster 505 de horizontale draad?
Voer een onafhankelijke controle uit van bovenstaande bereke
ningen.
2. Kan bij een ster uit vraag 1 elongatie voorkomen?
3. Toon aan dat vanaf <P 60° het meten met een astrolabium
onnauwkeuriger wordt naarmate de breedte toeneemt.
4. Geef de definitie van het begrip schietloodafwijking. Bewijs uit
een figuur dat de componenten van de schietloodafwijking in de
richting van de meridiaan en de parallel resp. gelijk zijn aan:
cpa cpg en (Xa— Xglcosfp
GESLAAGD
R.K. MIDDELBARE TECHNISCHE SCHOOL
ALBERTUS MAGNUS TE BREDA
VOOR HET DIPLOMA MTS-LANDMEETKUNDE (1981):
J. A. Blom, Raamsdonksveer; F. C. M. den Boogert, Teteringen;
F. A. M. de Jong, Ulvenhout; P. W. G. Koevoet, Zundert.
VOOR HET THEORETISCH EXAMEN LANDMEETKUNDE
(1981):
W. A. H. de Bruijn, Raamsdonksveer; J. de la Combé, Oosterhout;
R. A. M. Cramer, Oosterhout; P. N. Henneke, Raamsdonksveer;
M. J. A. van der Heijden, Dongen; J. G. W. Heijnekamp, Roosen
daal; M. A. A. H. de Hoogh, Oosterhout; J. A. C. Jong, Etten-Leur;
G. W. M. de Kroon, Wagenberg; Ch. J. J. Meulendijks, Helmond;
K. Reichgelt, Breda; D. W. Rouw, Kapelle; R. W. I. M. van Stra
tum, Geldrop; J. C. Dekker, Breda; J. F. A. P. Janssen, Teteringen.
HOFSTEDE MTS HENGELO (O.)
VOOR HET THEORETISCH EXAMEN LANDMEETKUNDE
(1981):
M. Berger, Enschede; G. J. Beuving, Sibculo; J. Bouwhuis,
Hardenberg; H. J. M. Elschot, Groenlo; E. Evers, Vriezenveen;
A. J. Hemmink, Zenderen; G. E. van Kesteren, Enschede; T. W. M.
te Lintelo, Neede; G. P. F. Oosterik, Saasveld; M. F. M. Oude Aar-
ninkhof, Hengelo (O.); F. J. M. Peters, Borne; P. J. Rinket, En
schede; H. L. Schultz, Denekamp; H. J. M. Schuurmans, Groenlo;
R. J. Stemerdink, Winterswijk; A. T. W. Stoeten, Hengelo (O.);
R. M. Weihuis, Denekamp; R. N. Winkel, Enschede.
HOFSTEDE MTS - HENGELO (O.)
VOOR HET DIPLOMA MTS LANDMEETKUNDE (1981):
H. L. Bakker, Enschede; H. G. J. Bruins, Enschede; E. V. Dekkers,
Enschede; G. C. Draafsel, Delden; W. G. Egberts, Lochem; H. A.
W. Falkman, Hengelo; E. F. Fiselier, Losser; C. J. J. Geurts,
Hengelo (O.); H. van der Graaf, Winterswijk; M. A. H. Grefte,
Haaksbergen; E. J. C. van Harskamp, Goor; H. J. Heuker of Hoek,
Beckum; G. J. Jurjens, Lutten; P. B. de Kluizenaar, Almelo; A. F.
M. Lucassen, Ootmarsum; J. G. Maneschijn, Hengelo (O.).
NLF EXAMENS 1981
LANDMEETTECHNICUS:
J. Bogaards, Zaltbommel; B. de Geest, Arnhem; J. M. A. de Jong,
Noordwijkerhout; P. J. Kremers, Keipen; J. W. van Roekei, Ede;
D. van der Schee, Veenendaal; H. G. van Schlun, Haelen; R.
Schouten, Almelo; J. H. van Soldt, Zaltbommel; R. Terpstra,
Britsum; E. Vos, Amsterdam.
LANDMEETKUNDIG TEKENAAR:
E. L. Florentinus, Zoetermeer; J. Oosterdijk, Leidschendam.
LANDMEETKUNDIG REKENAAR:
R. Hoogendoorn, Dordrecht.
TECHNISCHE HOGESCHOOL DELFT
Geslaagd voor het examen van geodetisch ingenieur aan de TH
Delft op 3 juni 1981: J. C. Bakker, J. van Buren, S. R. Dijkstra,
M. Vermeer en G. A. M. Vrijkotte.
RECTIFICATIE
In het artikel „Landschapsinventarisatie van de in voorbereiding
zijnde Ruilverkaveling Ruinen", gepubliceerd in het juninummer van
1981 zijn enkele storende vergissingen opgenomen.
Het betreft op p. 226 de vijfde regel van de linker kolom, die moet
luiden:... aangezien van bodemaard, grondgebruik, waterregiem
en...; op p. 229, rechter kolom, vijfde regel van onder die moet
luiden:... als gevolg van vuilverbranding, mestop-...; op p.
230, de achtste regel van de linker kolom, die moet luiden: de
binnenskamers gesignaleerde onzeker-
Met excuses aan onze lezers en dank aan de oplettende auteur.
De redactie
322
NGT GEODESIA 81