systematiek kunt ontwikkelen, om juist in een relatie tot het karakter dat uw werk kenmerkt, binnen die essentiële beslissingen tot planuitwerking te komen. Ik noem dat vraagstuk omdat men toch ook mag stel len dat diegenen die leiding geven aan het landinrich- tingsgebeuren, doordat zij zullen zijn toegevoegd aan een Landinrichtingscommissie, zowel de mensen van uit de sfeer van de Landinrichtingsdienst als uit de sfeer van het Kadaster, beiden rijksambtenaar zijn. Het klinkt dan vreselijk ambtelijk om het zo te zeggen, maar het is natuurlijk wel zo dat men, als ambtenaar optredende, in zijn werk gehouden is de beleidsricht- lijnen van de minister te volgen. Dus lijkt mij van groot belang dat ervaringen uit de dagelijkse praktijk van het werk over dit soort aspecten, in de toekomst uw gezamenlijke aandacht zullen krijgen. Tot zover over de planologische kernbeslissing. Nog maals: in de aanhef van de ontwerpwet genoemd, waarbij duidelijk ook in het eerste hoofdstuk van de kernbeslissing zelf wordt aangekondigd, dat naar ge lang van de ontwikkeling der omstandigheden eens in de vijf jaar een aanpassings- en herzieningsprocedure kan worden ingevoerd. Dat wil dus zeggen dat al datgene wat wij vandaag aan de dag lezen en wat nog in de Kamer moet worden behandeld en wat daarna zal worden vastgesteld, uw werk zal beïnvloeden doordat er regelmatig bijstellingen kunnen plaats vinden. De tweede relatie. De relatie die in het wetsontwerp heel duidelijk wordt gelegd met de provinciale over heid en met name met het streekplan. Voorgaande inleiders hebben al meermalen gespro ken over de taken en bevoegdheden van Gedepu teerde Staten op het vlak van de landinrichting en zelfs heeft u heel duidelijk de plaats van Provinciale Staten niet alleen kunnen lezen maar ook horen noe men op het cruciale moment van de vaststelling van het landinrichtingsprogramma en bij de beslissing of er sprake zal zijn van herinrichting of van ruilverkave ling. Provinciale Staten toetsen de voornemens tot herin deling aan ,,hun" streekplan. Dat is een niet zo maar één twee drie en makkelijk te definiëren onderwerp. En waarom niet? Je zou toch kunnen zeggen dat in de Wet op de Ruimtelijke Ordening het streekplan arti kelsgewijs vele malen wordt genoemd. Maar zoals met veel van dit soort zaken, het wordt genoemd, het begrip bestaat, de wijze waarop het streekplan tot stand komt ligt procedureel ook vast. Inhoudelijk is een streekplan in dit land echter sterk afhankelijk ge bleken, en zal waarschijnlijk ook steeds weer blijken sterk afhankelijk te zijn, van de problematiek van het gebied waar het om gaat, van de problematiek van het gebied waaromtrent men een streekplan opstelt. En wat dient zo'n streekplan te zijn? Zo een streekplan dient aan te geven de hoofdlijnen van gewenste ont wikkelingen. Let wel op dat woord „gewenst", want u kunt daar gelijk bij vragen: wie wensen dat dan wel? Het zijn hoofdlijnen van gewenste ontwikkelingen in de toekomst en die toekomst, dat weet u ook van planologen: in 1960 redeneerden we tot het jaar 2000 en als het kon een beetje verder; nu zijn we wat be scheidener geworden, nu denken we aan een jaar of tien met een doorkijk naar de volgende tien jaar, om dat langzaam iedereen toch wel tot de conclusie is gekomen dat je een heleboel dingen op papier kunt zetten, een heleboel wenselijke hoofdlijnen uitzetten, maar dat er toch ook altijd nog zo iets is als een maatschappelijke werkelijkheid en financiën en an dere middelen die het mogelijk moeten maken om datgene wat gewenst wordt ook tot uitvoering te brengen. Eén ding is bij het streekplan heel belangrijk. En ik dacht dat dat ook erg bepalend zal zijn voor uw werk, hoewel u op het vaststellen van uitgangspunten van een streekplan niet zo gek veel invloed zult kun nen uitoefenen. Eén ding is namelijk bij dat streekplan in toenemende mate belangrijk en dat houdt vooral verband met de politieke ontwikkeling van de laatste jaren: een streekplan is in toenemende mate gewor den tot een uiting van bestuurlijk willen (sommigen zeggen van bestuurlijke willekeur). Politiek heel duide lijk bepaald bestuurlijk willen. Waarom zeg ik dat zo nadrukkelijk? Omdat voorheen streekplannen veel meer vakmatig werden bepaald, gebaseerd op wat men graag noemde „wetenschap pelijk" verantwoorde toekomstverwachtingen. Als je een onderscheid wilt maken tussen bestuur en ambte lijke voorbereiding, dan was voorheen en dan spreek ik van een jaar of vijf, zes geleden een streekplan vooral een uiting van wat door „deskun digen" naar beste weten op papier werd gezet. Zij formuleerden hun verwachtingen over die mogelijke ontwikkelingen in de toekomst. Maar het is in de laatste jaren in den lande heel duidelijk te ontdekken dat streekplannen uitdrukkelijk zijn geworden tot een stuk politieke besluitvorming over die wenselijke ont wikkelingen in de eerstkomende tien jaar met die doorkijk naar twintig jaar. Wel, u staat met uw nog uit te voeren herverkave lingen, herinrichting of ruilverkaveling, voor een uit voeringsperiode die ongetwijfeld langer zal duren dan dat streekplan, politiek gesproken, omvat en u komt dus straks nogmaals te staan voor de uitwerking van een aantal zaken die op dit moment naar beste weten en denken zijn vastgesteld. Ook dat, en wellicht dat daar in de discussie nog wat meer over gezegd zou kunnen worden, lijkt mij, kijkende naar de betekenis van de ruimtelijke ordening, voor de man die dagelijks in de praktijk zit, een probleem waarover na te denken valt. Er is nog een ander punt aan die besluitvorming op provinciaal niveau. Provinciale Staten zijn immers niet alleen bevoegd, maar hebben zelfs tot taak dat streek plan vast te stellen. Zij zijn de streekplanwetgever, zo als dat dan heet in planologische terminologie. Alleen het aardige van streekplanwetgeven is, dat het geen wet is in de zin van burgerbindend. Een streekplan geeft namelijk zoals ik in het begin al zei, algemene hoofdlijnen; sommigen zeggen zelfs dat de enige die werkelijk gebonden is aan een streekplan de provin ciale overheid zelf is. Immers zij vaardigt dat streek plan uit, maar de burger is in termen van ruimtelijke ordening slechts gebonden door gemeentelijke be stemmingsplannen. Daarin wordt de bestemming der gronden en daarnaast met gebruiksvoorschriften, ook het gebruik geregeld. Dat bindt de burger, een streek plan niet. En wat zien we hier nu dus? We zien een duidelijke relatie, in de wet gelegd, tussen de ont wikkeling van een landinrichtingsprogramma, dat waarschijnlijk in grote lijnen het spoor zal volgen van het vroegere rapport ex artikel 34 en dus een op uit voering gerichte zaak is, die getoetst wordt aan een streekplan waarin Provinciale Staten, nogmaals naar 306 NGT GEODESIA 81

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1981 | | pagina 4