De (kadastrale) landmeter en het
landbouwbelangenveld
door ir. H. van 't Land, beleidsmedewerker op het gebied van landbouwgrond-
gebruik bij de Christelijke Boeren- en Tuindersbond.
SUMMARY
The (cadastral) surveyor and agricultural interests
Service tasks of the geodetic engineer of the Dutch Cadastre are described after the Land Recon
struction Bill has become law. The surveyor of the Cadastre will encounter agricultural interests while
advising on either land renewal or land consolidation under the land reconstruction program. A clear
choice needs to be presented in a stage as early as possible, offering insight in the various allocation
modes.
Deze inleiding gaat over de relatie landmeter-Landin
richtingswet-landbouwbelangen. Vanuit mijn functie
bij een van de drie Centrale Landbouworganisaties, de
CBTB, heb ik als secretaris-,,grondgebruik" (ofwel
(beleids)medewerker t.a.v. het landbouwgrondbe-
leid), tamelijk veel contacten met de landinrichting
(o.a. als plv. lid van de CCC en de SBL). Ik heb me
wat proberen te verdiepen in de vraag waar de land
meter zoal mee te maken heeft bij de huidige ruil
verkaveling en de toepassing van de toekomstige
Landinrichtingswet.
Soms is dat inschatten wat moeilijk, omdat het voor
namelijk om de kadastrale landmeter gaat en het niet
altijd duidelijk is welke plaats de Kadastrale Dienst in
het ruilverkavelingsgebeuren inneemt. Betreft het een
duidelijke eigen bijdrage of gaat het alleen om activi
teiten op afroep?
Op afstand zijn t.a.v. het bovenstaande allerlei ten
densen te bespeuren die variëren van: zich als dienst
profileren, bescheiden opstellen, of fuseren met de
Landinrichtingsdienst.
Nadrukkelijk wil ik stellen dat het mij op deze studie
dag niet gaat om de Dienst, het ideaal enz., maar om
de mensen die er werken. Zij moeten weten waarmee
en waarvoor ze bezig zijn, en de consequenties door
zien.
De CBTB besteedt daar vrij veel aandacht aan. Bij ons
gaat het om boeren en tuinders die hun inkomen
moeten kunnen veiligstellen op een verantwoorde
wijze en onder redelijke arbeidsomstandigheden. Die
invalshoek geldt ook t.a.v. de inpassing van natuur-
en landschapselementen: de samenleving als geheel
en in het bijzonder de mensen die er wonen en wer
ken, moeten deze accepteren en ermee om (leren)
gaan, en deze mag niet worden gemonopoliseerd
door een bureaucratische of dogmatische instantie.
Landinrichting is een proces. Dat proces zelf is ook
aan verandering onderhevig: het is niet toevallig dat
we nu niet van ruilverkaveling spreken maar van
landinrichting. Allerlei zaken zijn in de loop van de tijd
bijgesteld:
de opstelling van de betrokkenen,
de belangstelling van anderen,
de inhoud van de plannen, begroting, evaluaties,
kosten, inspraak, publiciteit enz.
Inleiding gehouden op 7 mei 1981 op de NGL Studiedag Land
inrichting te Delft.
308
Dit betekent ook, dat de betrokken diensten in dit
veranderingsproces betrokken zijn geraakt. Ook zij
ondervinden steeds meer, ook in de publiciteit, de
maatschappelijke gevolgen van het ruilverkavelings
gebeuren.
Het ruilverkavelingsproces wordt geleid door de CCC
en de plaatselijke commissie, daarin bijgestaan door
de Landinrichtingsdienst als coördinerende instantie.
Verder zijn er allerlei diensten en instanties bij betrok
ken, waaronder het Kadaster, met een zeer belang
rijke functie, die eensdeels dienstverlenend is (aan het
landinrichtingsproces) en anderdeels zelfstandig
wordt uitgevoerd (bijhouding van boekhouding en
kaarten).
Ook dat dienstverlenende kan een zeer ingrijpende
maatschappelijke betekenis hebben, zoals bij de be
handeling van de volgende punten
hoe groot is de behoefte aan herverkaveling van
de gronden en de ermee samenhangende keuze
tussen ruilverkaveling en herinrichting;
hoeveel grond is voor een verantwoord toede
lingsplan nodig;
zijn er mogelijkheden van boerderijverplaatsingen;
welke oude grenzen moeten behouden blijven
(landschap) en daaraan gekoppeld het inzicht in
kavelgrootte en perceelsvorm;
hoe is het gesteld met uitruilbaarheid t.a.v. relatie-
notagebieden en straks tussen de deelblokken;
is er een invloed van het bovenstaande op het
investeringseffect;
zijn er mogelijkheden of onmogelijkheden van
alternatieve plannen.
De benodigde informatie komt uit vele bronnen:
cultuurtechnische inventarisatie, Landbouw Econo
misch Instituut-gegevens (zoals de meitelling). Dienst
Bedrijfsontwikkeling, kadastrale boekhouding, pach
tersregistratie, grondmarktanalyses (SBL), streek- en
bestemmingsplannen, relatienota's, wensen van be
trokkenen. Erg veel gegevens die dus niet uit het
kadastrale vastgoedsysteem komen.
Op cruciale momenten kan de bewerking van allerlei
gegevens en informatie door de landmeter van grote
betekenis zijn. Bij de nieuwe LIW zal dat zijn bij:
de indeling van landelijke gebieden in ,,her te ver
kavelen" blokken,
de nadere uitwerking van het landinrichtingspro
gramma en
bij de specifieke uitwerking van het programma in
landinrichtingsplannen.
NGT GEODESIA 81