gedecentraliseerde aanpak heeft geleid tot een werk baar en aanvaardbaar geheel, dat m.i. niet makkelijk zal kunnen worden overtroffen; eerder zal het tegen overgestelde het geval zijn. De betekenis van ruilver kaveling voor de relatief kleinschalige Nederlandse land- en tuinbouw is enorm groot. Verbetering van de verkaveling, ontsluiting en waterbeheersing kan alleen via integrale verkavelingsplannen. Bovendien is de landbouw een dynamische bedrijfstak waar wijze van bedrijfsvoering en grondgebruik zich de laatste decennia sterk hebben ontwikkeld en dat ook de komende decennia zullen doen. Het is dan ook zonneklaar dat herinrichting van het platteland een continu proces zal blijven, op welke schaal je het ook bekijkt. Om een indruk te geven waar we het over hebben hierbij enkele globale cijfers: Nederland heeft ruim 2.000.000 ha cultuurgrond, waarvan 800.000 ha is verkaveld, 525.000 ha in uitvoe ring is en 440.000 ha in voorbereiding is (incl. bijz. wetten). Daarnaast is 600.000 ha aangevraagd, maar nog niet in voorbereiding en 700.000 ha genoemd in het Struc tuurschema Landinrichting (waarbij de 1e fase is ge richt op uitvoering in 1985-1995 om jaarlijks 40.000 ha in uitvoering te nemen). Bij de opsomming dient rekening te worden gehouden met overlapping. Naast de doelstelling van het landinrichtingsbeleid heeft de ruilverkaveling betekenis voor de concurren tiepositie van de Nederlandse landbouwbedrijven, en voor de inkomens- en arbeidsomstandigheden. Economisch krijgt de land- en tuinbouw een steeds grotere betekenis dank zij het positieve exportsaldo. Wil het landbouwbedrijfsleven, collectief en indivi dueel, kunnen blijven inspelen op de ontwikkelingen op zijn gebied, dan is een goede verkaveling, ontslui ting en waterbeheersing noodzakelijk. Ad. c. De landmeter en het landbouwbe/angenve/d Zoals u al uit mijn eerdere opmerking heeft kunnen destilleren, zit de kadastrale landmeter met zijn taken midden in het landbouwbelangenveld. Samen met de leden van de ruilverkavelingscommis sies (boeren dus) neemt hij de beslissingen. Voorbereidingsschema Bij de eerste behandeling in de CCC van het voor bereidingsschema 1981 kwam naar voren dat het Structuurschema Landinrichting een cruciale plaats gaat innemen bij het al dan niet opgenomen worden in het voorbereidingsschema. Een drietal beleidsuit gangspunten worden genoemd: landbouwstructuurbeleid (inrichtingssituatie, ach terstand inkomen en werkomstandigheden, ur gentie), verstedelijkingsbeleid (stedelijke invloedssfeer) en natuur- en landschapsbehoud (opheffen dishar monie huidige landschap en de functies daarvan). Dit jaar zal 35.000 ha worden toegevoegd aan het voorbereidingsschema, maar nu al lijkt het zeker dat alle blokken voorkomen op kaart 9 van het structuur schema (samengevoegde beleidskaart). Omtrent de toe te voegen gebieden ziet men nu ook al de dis cussie op gang komen of het nu herinrichting of ruil verkaveling moet worden. Bij de afweging tot plaatsing op het schema (urgentie) wordt het oordeel mede bepaald aan de hand van de belangrijkste cultuurtechnische kenmerken: aantal kavels per bedrijf, percentage huiskavels, afstand veld- kavels, periodieke wateroverlast in procenten van de oppervlakte, gemiddeld aantal standaard bedrijfseen- heden per man. Dit soort gegevens geeft een belangrijke indicatie van de landbouwkundige toestand van het betreffen de gebied. Worden deze gegevens aangevuld met in formatie over: eigendom, pacht, wegen en water- lopenplan, relatienotagebieden en landschapsplan, ervaringsgegevens uit andere ruilverkavelingen enz., dan kan een indicatie worden gegeven wat met een inrichtingsplan kan worden bereikt, ofwel: een kosten/baten analyse; de effecten voor na tuur en landschap; randvoorwaarden voor plan van toedeling; uitruilmogelijkheden enz. ofwel wat in art. 34 van de LIW staat omschreven als: de inhoud van het landinrichtingsprogramma. Bij de effectbeschrijving t.a.v. ruimtelijke maatrege len, grondverwerving, de economische toestand, werkgelegenheid, leef- en werkomstandigheden, na tuur en landschap en de gesteldheid van water, bodem en lucht, zal dienstverlening van de kadastrale landmeter ook in de voorbereiding van invloed zijn op de uiteindelijke beslissing. Als voorbeeld verwijs ik naar een eerdere opmerking over investeringseffect, kavelconcentratie, behoud van landschapselementen, uitruilbaarheid enz. Die keuze waar het om gaat, zal onder de nieuwe LIW in sommige gevallen vallen op herinrichting of ruilverkaveling. Dit verschil zal voor de landbouw van grote betekenis zijn, denkt u maar aan wel/geen onteigening, grondafstand, besluitvorming, samenstelling van de commissies, invloed van de wijze van besluitvoering op het programma en planvorming. Soms vraag je je als landbouwvertegenwoordiger af waar zo'n herinrichting dan wel plaats zou moeten vinden, als je ziet dat in goed overleg tussen de streek en de uitvoerende instanties (incl. kadaster) gebieden als Giethoorn-Wanneperveen, Mergelland en Water land (9.000 ha, waarvan 3.000 ha relatienota) onder de ruilverkavelingswet voorbereid, dan wel uitgevoerd worden. De volgende punten verdienen nog de aandacht: De keuze tussen herinrichting en ruilverkaveling moet voor de landbouw in een zo'n vroeg mogelijk stadium bekend zijn. Dat brengt een vroegtijdige analyse met zich mee van de eigendomsverhou dingen, grondbehoeften, uitruilmogelijkheden en toedelingsmogelijkheden. Hierbij zou het Kadaster verder kunnen bijdragen door analyse van verge lijkbare, uitgevoerde ruilverkavelingen om inzicht te verschaffen in wat wel en wat niet kan. Bij de voorbereiding van het landinrichtingsprogramma neemt een politiek college Provinciale Staten mede op basis van gegevens van de kadastrale landmeter een beleidsbeslissing. Mocht er sprake zijn van herinrichting (inclusief 310 NGT GEODESIA 81

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1981 | | pagina 8