De bij de aansluiting van het Doppler-net gevolgde methode vangt de gebrekkige mogelijkheid tot interpretatie van geocentrische co- ordinaten redelijk op. Discrepanties verschaffen waardevolle infor matie m.b.t. het meer absolute karakter van de local datum. Het derde en laatste deel van de scriptie behandelt de gravimetrie. In de periode 1958 - 1960 zijn uitgebreide zwaartekrachtmetingen uitgevoerd. In 1948 zijn, onder auspiciën van de Rijkscommissie voor Geodesie, opnamen verricht in Zuid-Suriname. In de scriptie wordt voor de opzet van dergelijke metingen een algemeen toepas bare methode gegeven die leidt tot een eenvoudige, praktische uit voerbaarheid en tot resultaten met een redelijk goede precisie en betrouwbaarheid. Deze gedachte wordt gestaafd door de gevon den resultaten. Als laatste is een schetskaart van de z.g. vrije lucht anomalieën ge tracht te tekenen, waaruit in ieder geval kan worden geconcludeerd dat in Suriname de geoïde zeer grillig van vorm is. Het veldwerk is in 1978 door schrijver dezes uitgevoerd; het Doppler- project in dienst van KLM Aerocarto BV, de zwaartekrachtmetin gen in een meer ambtelijk verband. In de scriptie zijn enkele hierbij opgedane indrukken en ervaringen verwerkt. J. Huisman DE WET VERVREEMDING LANDBOUWGRONDEN Een periode uit de wordingsgeschiedenis van een wettelijke regeling voor het agrarisch grondverkeer Grondprijsstijgingen in de jaren zeventig zijn aanleiding geweest tot vele discussies over de oorzaken en consequenties van deze prijs stijgingen, met name voor de landbouw. Dit heeft ertoe geleid dat in brede (politieke) kring het besef is gegroeid, dat er een wettelijke regeling moest worden ontworpen om verdere prijsstijgingen te voorkomen, en te bewerkstelligen dat een prijsdaling van land bouwgronden zou worden bereikt. Tot zover de consensus omtrent het na te streven doel. De wegen waarlangs dit doel zou moeten worden bereikt, verschilden naar gelang de ideeën van de betrokken politieke partijen en de maat schappelijke groeperingen. De scriptie geeft een beeld van de ontwikkelingen vanaf 1977, na dat CDA en VVD in het regeerakkoord overeenstemming hadden bereikt over de hoofdelementen die een wettelijke regeling voor de vervreemding van landbouwgronden zou dienen te bevatten. Essentieel was de invoering van een systeem van landbouwkundige toetsing voor de overdracht van landbouwgronden. De overdrach ten zouden moeten voldoen aan bepaalde criteria, die passen in een goed structuurbeleid. Een ander punt was de aankondiging van de invoering van een voorkeursrecht voor de overheid in speciaal daar toe aan te wijzen gebieden. Er wordt vervolgens een ontwerp van een stelsel toetsingscriteria beschreven van de hand van de Minister van Landbouw en Visserij en de reacties hierop van de meest betrokken organisaties uit het bedrijfsleven. Naast de aandacht die wordt besteed aan (politiek-) wetenschappelijk onderzoek, komt de inhoud van het ingediende wetsontwerp Vervreemding Landbouwgronden aan de orde. Behandeld worden o.a. de werkingssfeer van het ontwerp, de eisen die aan de in een algemene maatregel van bestuur neer te leggen toetsingscriteria kunnen worden gesteld, de vrijstellingsmogelijk heden van de toetsing, het voorkeursrecht, de koopplicht, de posi tie van de Grondkamer en de SBL. Op dit ontwerp is door diverse maatschappelijke organisaties ge reageerd. De essentie van de belangrijkste reacties is in de scriptie neergelegd. Uitvoerig komt de eerste ronde van de parlementaire behandeling aan de orde. Duidelijk komen de uiteenlopende visies van de ver schillende politieke partijen over het wetsontwerp tot uitdrukking. Aan de ene kant wordt effectiviteit van de wettelijke regeling be twijfeld, omdat de instandhouding van dit marktmechanisme de realisering van de gestelde doelen in de weg staat. Anderen beoor delen het systeem van de toetsing als juist en effectief, terwijl weer anderen twijfelen aan de wenselijkheid van de wet, omdat de prij zen inmiddels de beoogde daling vertonen en de vrijheid van de ondernemers te veel wordt beperkt. De scriptie wordt besloten met het antwoord van de regering op de eerste ronde van de behandeling in het parlement. H. G. Zwaan DE INVLOED VAN PRECESSIE OP DE RELATIEVE STATIONS BEPALING m.b.v. LASERAFSTANDMETINGEN NAAR SATEL LIETEN, GEANALYSEERD MET DE LANGE BAANMETHODE Bij de verwerking van laserafstandmetingen naar aardsatellieten is het in de satellietgeodesie gebruikelijk de precessieconstante te be handelen als een bekende parameter. Met het oog op de beter wor dende precisie van de laserafstandmetingen is onderzocht in hoe verre de hypothese van de bekend veronderstelde lunisolaire precessie de betrouwbaarheid van de stationsnetwerken beïnvloedt. Het verschil tussen de huidige (502970966 per Juliaanse eeuw, vast gesteld door de JAU) en de vorige waarde van de algemene preces sie in lengte is iets groter dan 0','01 per jaar. Hoewel de standaard afwijking van de onlangs opnieuw bepaalde precessieconstante 070015 per jaar bedraagt, is de verenigbaarheid onderzocht van een fout van 0701 per jaar in de lunisolaire precessie met een precisie van 5 cm in de laserafstandmetingen. M.b.v. een eenvoudig analytisch model, waarin precessie gemo delleerd is als een correctie op de oriëntering van de satellietbaan (inclinatie, rechte klimming van de stijgende knoop en argument van het perigeum), zijn onderzocht: 1. de precisie van de (onbekende) lunisolaire precessie als een functie van de baanlengte; 2. de doorwerking van een fout van 0701 per jaar in de (bekende) lunisolaire precessie op de schatbare parameters, i.h.b. de basis afstanden. In een dynamische analyse is de invloed onderzocht van precessie op de satellietbaan door de bewegingsvergelijkingen van de satelliet in een precederend zwaartekrachtveld op te lossen met een nume rieke integratiemethode. De simulaties zijn verricht voor de satelliet LAGEOS en een Europees en een wereldwijd stationsnetwerk, elk bestaande uit vier stations. Zowel in de analytische als in de nume rieke studie is aangenomen dat alle stoorkrachten, behalve J2 (tweede zonale bolfunctiecoëfficiënt), perfect bekend of gelijk nul kan zijn. Uit de simulaties blijkt dat de lunisolaire precessie bij een baanleng te van vijf dagen niet met voldoende precisie geschat kan worden en dat de doorwerking van een fout in de lunisolaire precessie op de basisafstanden verwaarloosbaar is. Bij een baanlengte van een maand kan de lunisolaire precessie worden opgelost met een pre cisie van 070015 per jaar. In het geval echter dat de lunisolaire pre cessie bekend wordt verondersteld, is de doorwerking van een fout van 0','01 per jaar op de basisafstanden maximaal 1 mm. Een foutieve waarde voor de precessie leidt tot kleine vervormingen in het stationsnetwerk en niet alleen tot een fout in de oriëntering van het stationsnetwerk. De dynamische analyse laat zien dat precessie een storing van 40 meter veroorzaakt in de satellietpositie na een maand. Een propor tionele fout van 1:5000 (0701 per jaar) in de precessie leidt tot een fout van 8 mm in de satellietpositie na een maand. De voornoemde grootte van de doorwerking van een fout in precessie is echter zo danig dat de kans op foutieve conclusies m.b.t. geofysische ver schijnselen, zoals aardkorstdeformaties, voorlopig verwaarloosbaar is. P. J. G. Teunissen SOME REMARKS ON GRAVIMETRIC GEODESY De scriptie behandelt gedeeltelijk de nieuwe gravimetrische opzet van prof. Baarda, zoals beschreven in de Rijkscommissiepublikatie ,,A connection between geometrie and gravimetrie geodesy; A first sketch". Naast enkele aanvullingen wordt tevens een conceptuele vergelijking gegeven met de klassieke opzetten volgens Stokes en Molodenskii. Nadat kort enkele opmerkingen zijn gemaakt over de klassieke Stokes- en Molodenskii-oplossingen, wordt geconcludeerd dat ver onderstellingen inherent aan de klassieke oplosmethoden niet con sequent in het klassieke formulesysteem tot uitdrukking komen. Ook is de verbinding met de geometrische geodesie niet volledig duidelijk. De beschrijving van een in de praktijk gevolgde methode voor de berekening van een geoïde lijkt de conclusies gedeeltelijk te weerleggen. Dit is echter een consequentie van de beperkte kwaliteit en kwantiteit van het gehanteerde datamateriaal. Ter introductie van de nieuwe gravimetrische opzet wordt aange toond welke grootheden in de gravimetrische geodesie schatbaar zijn èn aan welke eisen het model van benaderde waarden moet voldoen. Hoewel een volledige afleiding van het rekenmodel ont breekt, wordt een alternatieve, echter op simplificerende aannamen berustende, afleiding van de integraalvergelijkingen gegeven. Het totale rekenmodel is weergegeven in de vorm van een stroomdia gram. Verder wordt de invloed van de atmosfeer, uitgaande van een ra diaal symmetrische atmosferische dichtheidsfunctie, behandeld. Tot slot wordt de mogelijkheid van regionale applicatie, waar men in de praktijk door beperkt datamateriaal toe gedwongen is, bestu deerd. Met behulp van enkele methoden is getracht een boven grens voor deze regionale applicatie te geven. Hoewel de situatie gunstiger is dan bij hantering van het klassieke formulesysteem, blijkt regionale applicatie slechts beperkt mogelijk. 372 NGT GEODESIA 81

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1981 | | pagina 22