n
"1
1~
K
tb'es i
h
CIVIELE TECHNIEKEN
1. a. Wat versta je onder:
ophoogzand;
kunetzand.
b. Wat is de reden van het verschil in eisen, die men aan boven
genoemde zanden stelt?
c. Waar staan deze eisen vermeld?
d. Wat versta je onder „kielspit"?
2. a. Welke maatregelen (evt. constructies), die ter ontwatering
van de wegen dienen, ken je?
b. Teken en beschrijf twee voorbeelden.
3. a. Welke rioleringssystemen ken je?
b. Waarom moeten in bijna alle gevallen de rioolstrengen
„recht" liggen?
c. Welke punten spelen een rol bij het definitief „uitzetten" van
een riool:
van de situatie;
van het hoogteverloop.
4. a. Teken een mogelijk lengteprofiel van een riool onder een weg
gelegen (maten zelf naar inzicht bepalen),
b. Teken een voorkomend dwarsprofiel van een riool in aanleg
en geef daarin aan:
grondwaterstand was boven de buis);
ondersteuning van de sleufwanden;
houten fundering;
doorsnede van de buis en hoogteligging ervan.
5. Zie fig. 1 en 2.
«r»
Richtingen:
In P naar Q: 0,0000 In Qnaar B: 0,0000
naarB: 59,1297 naar A56,2168
naar A: 114,2615 naarP: 97,2813
2. a. PQ is de as van een toekomstige weg die een totale breedte
krijgt van 30 m.
Veronderstel dat PQ de meetlijn onder een haakse hoek zou
snijden, hoe groot zouden dan de deelpercelen ten noorden
en ten zuiden van de weg worden?
b. Indien ook de grootte van het weggedeelte wordt berekend,
dat binnen het perceel ABCDEF valt, welke controle kan dan
worden toegepast op de drie afzonderlijk berekende groottes?
lyés^l!j3F
3. Er bestaat onzekerheid over drie grenspunten A, B en C. De
enige meetlijn, waaraan de punten waren aangemeten, is ver
dwenen en in het terrein absoluut niet meer te reconstrueren.
De oude aanmeting zag er als volgt uit:
Y
470022,96
470097,20
469956,51
470059,12
Bereken de uitzetmaten en vervaardig een uitzetveldwerk t.o.v.
de lijn TS voor de grenspunten A, B en C.
X
119944,56
119765,33
119625,26
119872,97
BESTEMMIM&5PLAH
LENGTEPRDFIEL BESTAANDE TOESTA ND ./niln
i(MCr/nou<?,rE schaal -1 tvvCA/PJ>
374
NGT GEODESIA 81
