t
o
R.K. Middelbare Technische School te
Breda,
Afdeling Weg- en Waterbouwkunde,
studierichting Landmeetkunde
Eindexamen (2e deelexamen maart 1981)
De lijnstukken AS en BS geven de aslijnen (en respectievelijk
doorgetrokken aslijnen) van een ontwerp-wegtracé aan. Deze
2-strooksweg zal als autoweg 2 bestaande secundaire wegen,
nabij A en nabij B, met elkaar verbinden.
De ontwerpsnelheid voor dit wegvlak is 80 km/h. Er wordt niet
gedacht aan vluchtstroken. De bermbreedten bedragen 2,50 m.
De taluds worden 11 h op 1 gedacht. Verdere, naar jouw oordeel
nodige maten, zelf naar inzicht bepalen.
Gevraagd:
a. Uitgaande van de wens, van perceel 1258 zo min mogelijk
aan te kopen, een mogelijk horizontaal alignement te bepalen
en op tekening weer te geven (hoofdmaten eveneens aan
geven).
b. Teken van dit wegdeel AB eveneens een verticaal alignement
met onderscheiding van de kenmerkende delen van dit ver
loop maten)!
c. Teken een dwarsprofiel met weergave van de ruimte en
hoogteverdeling:
nabij huis (perceel 270);
halverwege perceel 1258.
d. Teken doorsneden van een cement-betonverharding en geef
daarin aan:
een schijnvoegconstructie;
een langsvoegconstructie.
Voor zover je weet ook maten aangeven
e. Een asfaltbetonverharding is anders van opbouw dan een
cement-betonweg. Hoe en waarom is dit? (ook schetsen)!
DRIEHOEKSMETING
1. Gerichte rechten en hoeken
1. Omschrijf in woorden wat wordt bedoeld met de volgende
gerichte hoeken:
Z_ab, Z_aE, Z_a6
2. A, B, C en D op de gerichte rechte a
AB 6, AC -2, BD -3
Bereken zonder figuur: CD
(Geen stappen overslaan!)
3. Wat wil zeggen, volgens de theorie van gerichte rechten en
hoeken, dat de gerichte rechte a de gespiegelde is van de ge
richte rechte b_ten opzichte van de gerichte rechte r?
4. Toon aan ab ab (Geen stappen overslaan!)
2. Radialen
5. Wat verstaat men onder een hoek van één radiaal?
6. Leid de waarde af van f (1 rad £°grad.)
3. Goniometrie en berekeningen in driehoeken
7. Gegevencos u (3cos cos (3 sin a sin |3
Leidt hieruit af de optellingsformule voor cos [3
8. Bereken de ontbrekende maat bij P, als de gearceerde delen
hetzelfde oppervlak hebben:
0
\0
"3
4
9
10
Computerkunde
Wat is het verschil tussen analoge en digitale computers?
Als men spreekt van een geheugen van bijv. 24 K, is daarmee
dan de geheugenkapaciteit zonder meer bepaald? Motiveer het
antwoord.
11. Waarom speelt het binaire talstelsel bij elektronische reken
machines zo'n grote rol?
12. Wat wordt bedoeld met de radix van een talstelsel?
13. a. Schrijf 10 R 120 binair, octaal en hexadecimaal.
b. Tel op: 16 R 2 FC 16R41
2 R 11011 2R 1
LANDMEETKUNDIG TEKENEN
Gebruik van dictaat landmeetkundig tekenen is toegestaan.
1. De veldwerken kaarteren op schaal 1 250 op het verstrekte
papier.
2. De figuratie, ruitpunten en grondslagpunten inkten met pen
0,18.
3. De noordpijl in inkt zetten.
4. De tekening beschrijven (volgens dictaat), leesbaar in de noord
richting;
a. straatnamen: draadschrift;
b. grondslagnummers: draadschrift;
c. coördinaten ruitlijnen: sjabloonschrift;
d. opschrift: rechtsboven met sjablonen 7,0 en 3,5 mm;
e. de percelen nummeren.
5. Het geheel moet worden afgewerkt volgens het dictaat.
(De veldwerken zijn niet opgenomen).
LANDMEETKUNDE
1. a. Welke methoden van vlaktewaterpassing ken je?
b. Welke factoren bepalen een keuze uit deze methoden?
c. Wat zijn hoogtecijferkaarten en wat hoogtelijnenkaarten?
d. Welke van de in vraag a. genoemde methoden geeft de beste
hoogtecijferkaart?
2. a. Wat is een sectie, traject en slag bij een doorgaande water
passing?
b. Waarvan is de slaglengte afhankelijk?
3. Je moet een peil over een brede stroom brengen. Geef kort en
zakelijk aan hoe je dit gaat uitvoeren.
4.
Foutenbronnen
bij doorgaande
waterpassingen
Invloed wordt
uitgeschakeld
door:
Invloed wordt
verminderd
door:
Eventuele
bijzonder
heden
a.
b.
c. enz.
7. a
Neem bovenstaande tabel over en vul daarop de navolgende
foutenbronnen in:
het niet evenwijdig lopen van richtlijn en vizierlijn;
nulpuntsfout van de baken;
ontregeling van de doosniveaus van de baken;
onjuiste lengte van de baken;
aardkromming;
refractie;
ondulatie;
wijziging van de vizierlijn door verandering van de scherp-
stelling van de kijker;
i. zakking van de opstelpunten van de baken;
j. zakking van het instrument;
k. onregelmatige verwarming van het instrument.
Noem en bespreek in het kort de controles, die kunnen worden
toegepast om grove fouten in de doorgaande waterpassing op
te sporen.
Een waterpasinstrument bezit een horizontale rand, verdeeld in
decimale graden, die ieder weer in 2 delen zijn verdeeld. Het af-
leesmiddel is een nonius, die 25 delen bevat. De lengte van de
nonius komt overeen met 12 graden op de rand.
a. Bepaal de noniuseenheid.
b. Hoe zal de laatste noniusstreep zijn becijferd?
c. Teken een vergroot stukje van de rand en geef hierop nauw
keurig de plaats aan van de indexstreep van de nonius, indien
19,80 gr. wordt afgelezen.
d. Welke noniusstreep zal bij deze aflezing van 19,80 gr. coïn
cideren?
Wat verstaat men onder de hoekwaarde van een buis
niveau?
b. Welk buisniveau is nauwkeuriger: met een grote of met een
kleine hoekwaarde?
Vanuit vier in hoogte t.o.v. NAP bekende peilmerken wordt een
doorgaande waterpassing uitgevoerd naar een in hoogte te
bepalen punt P.
De navolgende resultaten zijn bekend:
Peilmerk
Hoogte
Afstand
Gemeten
t.o.v.
tot P
hoogteverschil
NAP
in km
in mm
40 D - 13
4,827
4,0
- 2784
40 D - 03
- 2,076
2,0
4107
40 D - 13
0,540
3,0
1473
40 D - 37
2,078
6,0
- 0070
NGT GEODESIA 81
375