LANDMEETKUNDIGE BEREKENINGEN 1Gemeten op 105 de volgende richtingen 105 naar A 0,0 gr, B 205,0020 gr. C 270,6893 gr. Op 105 exc. naar B 0,0 gr. C 66,9872 gr. 105 207,2487 gr. D 170,0992 gr. De excentriciteit 105-105 exc. bedraagt 25,118 m. Coördinaten: X Y A 91205,71 392307,71 B 93295,90 392989,03 C 93388,08 391946,89 D 91735,07 392043,04 Gevraagd: a. Bereken de voorlopige coördinaten voor 105. b. Breng de op 105 exc. gemeten richtingen over naar 105. Als bij vraag a. geen voorlopige coördinaten voor 105 zijn berekend, mag daarvoor (92524,0 392779,3) worden aan genomen. c. Oriënteer de overgebrachte richtingen volgens de op 105 gemeten richtingen. 2. a. Een perceel heeft een grootte van 7092 m2. Het perceel is gekaarteerd op schaal 1 2500. De kaart vertoont in de lengterichting een rek van 1,3 mm over 6 dm en in de breedte een rek van 0,9 mm over 6 dm. Welke grootte zou voor dat perceel worden gevonden met de grafische methode, met gebruik van die kaart, als er geen rekening wordt gehouden met de rek? Berekeningsmethode volledig weergeven b. Hoe moet bij de grafisch-numerieke methode worden gecor rigeerd voor rek of krimp? Geef duidelijk het verschil aan met de rek of krimp-correctie bij de grafische methode. c. Beschrijf een methode waarmee rek of krimp in iedere ge wenste richting kan worden vastgesteld. 3. a. Beschrijf en schets een nauwkeurige grafisch-numerieke groottebepaling van perceel ABCD, waarbij slechts één maat wordt afgepast. Afgepaste maat duidelijk aangeven. b. Men mag aannemen dat de schets een weergave is op schaal 1 1000. Voer de grafisch-numerieke grootte-bepaling uit, met een acceptabele benadering voor de afgepaste maat. Indien de onder a. bedoelde methode niet is gevonden, mag een andere methode, met eventueel meer afgepaste maten, worden gevolgd. Duidelijk aangeven met welke factoren en afgepaste maten de berekening wordt uitgevoerd. Rek- en krimpcorrectie wordt niet gevraagd. BEDRIJFSKUNDE Burgerlijk recht 1. a. Wat wordt door het erfrecht geregeld? b. Wat is representatie? c. Wat is een erfgenaam? 2. Wat wordt verstaan onder: a. Legataris. b. Legitimaris. c. Beneficiair aanvaarden van een erfenis. d. Boedelscheiding. 3. a. Welke verschillende vormen van rechtsverkrijging zijn er? b. Noem twee arresten (met uitspraak) van de Hoge Raad die voor een speciale (bepaalde) vorm van rechtsverkrijging van belang zijn. 4. Een erflater laat na f 12.000, a. Er zijn een vrouw en 3 kinderen. Er is een testament ge maakt. Hoeveel krijgt ieder? b. Er zijn 6 kinderen. Wat mocht hij bij testament vermaken aan een vriendin? Hoeveel krijgt dan ieder kind? 5. a. Wat is vermogensrecht? (Noem 2 onderdelen.) b. Geef een verdeling van de vermogensrechten. 6. Wat is een semi-zakelijk recht? Geef een voorbeeld I 7. Noem 2 kenmerken van het zakelijk recht. 8. a. Waardoor kunnen zaken onroerend zijn? b. Welke formaliteiten zijn nodig voor de eigendomsverkrijging van onroerende goederen? 9. a. Welke beperkingen van het eigendomsrecht bestaan er? b. Noem een arrest over misbruik van eigendom. (Casus plus uitspr. HR.) 10. Wat wordt verstaan onder: a. Eigendom. b. Bezit. c. Detentie. d. Een obligatoire overeenkomst. e. Een zakelijke overeenkomst. 11. a. Noem een paar vormen van eigendomsverkrijging. b. Een bezitter kan door verjaring eigenaar worden van een onroerende zaak. Aan welke eisen moet dan zijn voldaan? 12. a. Wanneer is een levering rechtsgeldig? b. Welke theorieën worden sinds 1951 (arrest Damhof - Staat) aangehangen door de rechtspraak? 13. Wanneer wordt een bezitter van een roerend goed op grond van art. 2014 BW eigenaar? 14. Welke vormen van levering van roerend goed zijn er? 15. Wat zijn burenrechten? Beschrijf er een uitgebreid. Administratief recht 1. a. Wat wordt bedoeld met een Nutswet? b. En wat met de vereenvoudigde procedure? c. Welke is op het ogenblik de belangrijkste? 2. Noem enkele gronden waarvoor kan worden onteigend. 3. In welke procedures valt eigenlijk de onteigeningsprocedure uit een? 4. Wat verstaat men bij de schadeloosstelling onder de verkeers- waarde? 5. Wat is het essentiële verschil tussen de Onteigeningswet en de Belemmeringenwet Privaatrecht? Kadaster 1. 2. a. a. Hoe geschiedt de bijwerking van de kadastrale legger, het register 71 en de algemene naamwijzer met betrekking tot de overdracht van een geheel perceel? b. Waarom vindt bij overdracht van een gedeeltelijk perceel een voorlopige boeking plaats? Waarom is het tijdstip van boeking van een hypotheekakte in het dagregister van zo'n groot belang? b. Wat is een borderel? c. Wat is een relaas van inschrijving en waarvoor dient dit? d. Wanneer wordt een hypotheekakte doorgehaald en door wie wordt een verzoek hiertoe ingediend? Wanneer ontstaan de nieuwe perceelnummers? Wat houdt in principe het negatieve stelsel in? „De bewaarder is lijdelijk". Wat wordt hiermee bedoeld? DRIEHOEKSMETING 1- Ti 1~~ Van een vierhoek ABCD worden de zijden AB, BC, CD en DA door lijnen van uit een willekeurig punt P getrokken, middendoor- gedeeld. Bewijs dat voor de vier vierhoeken, die daardoor A ontstaan, geldt: O (I II) Odll IV) 1/2 <7abcd 2. Bereken de coördinaten van het middelpunt en bereken de straal van de cirkel die gaat door A (14.008 14.008), B (5.127 -19.135), C (-19.135 5.127) 376 NGT GEODESIA 81

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

(NGT) Geodesia | 1981 | | pagina 26