Het jaartal
1600
door ir. E. Muller.
Wie denkt bij dit jaartal niet meteen aan de slag bij
Nieuwpoort? Helaas realiseren velen zich niet dat
deze slag er één was van de slechts twee veldslagen,
die Prins Maurits heeft gevoerd en gewonnen. Hij was
een wereldberoemde strateeg, maar veldslagen voer
de hij zelden. Onder zijn leiding werd de oorlogvoering
wetenschappelijk aangepakt, hetgeen een grote sti
mulans gaf aan de bestudering van de technische
wetenschappen.
Het genie waarop Maurits steunde, was Simon Stevin
uit Brugge. Over de gehele scala van toenmalige tech
nieken publiceerde deze wetenschappelijke boeken.
Bijvoorbeeld over krijgskunde en vestingbouw, over
mechanica en hydraulica, over reken- en wiskunde,
gonio- en trigonometrie en boldriehoeksmeting, over
landmeetkunde en navigatie, over de constructie van
windmolens en tandraderen. En alles in het Neder
lands!
Want het Nederlands was volgens Stevin de supe
rieure taal die zich, beter dan welke andere taal, leen
de voor de beschrijving van technische wetenschap
pen. Hoe overtrokken ook, deze stelling heeft er zeker
toe bijgedragen, dat het Nederlands een algemene
erkenning kreeg, en dat diverse schrijvers, speciaal
landmeters, Nederlandstalige boeken of boekjes uit
gaven, alsmede dat er naast de Latijnse universi
teit te Leiden een Nederlandstalige ingenieursschool
werd opgericht.
Meer mensen in ons land waren daardoor in staat zich
verder te ontwikkelen zonder eerst Latijn te hoeven
leren. En de vele buitenlanders, die in Maurits' leger
ervaring kwamen opdoen, moesten voldoende Neder
lands leren om bevelen te kunnen geven en opvolgen.
Omgekeerd werd internationale bekendheid gegeven
aan de Nederlandse technische wetenschap, doordat
de ons welbekende Willebrord Sne/lius werken van
Stevin in het Latijn vertaalde.
De belangrijkste publikatie van Stevin was wellicht
,,De Thiende" u\X 1585. Hierin zette hij, mogelijk deels
ontleend aan de Franse geestelijke Viète, de regels
uiteen die men nodig had, om gebruik te kunnen
maken van tiendelige breuken, alsmede de voordelen
daarvan. Wel is het, om Dijksterhuis te citeren, ver
wonderlijk ,,hoe omstandig en dat waarlijk niet
alleen met didactische bedoelingen! een wiskun
dige van den eersten rang in het eind van de 16e eeuw
onderwerpen moest behandelen, die men thans als
normale oefenstof voor het lager onderwijs be
schouwt". En omgekeerd is het wellicht even ver
wonderlijk, dat men thans eerst vrij omstandig de
situatie uit het verleden moet weergeven, eer het
revolutionaire belang van ,,De Thiende" duidelijk kan
worden gemaakt.
NGT GEODESIA 81
Langzaam aan had in de late middeleeuwen de reken
techniek zich ontworsteld aan het Romeinse getallen-
systeem, waar geen grote getallen mee konden wor
den geschreven; een systeem dat de nul en de komma
niet kende, al konden eenvoudige breuken wel in
woorden worden omschreven. In de middeleeuwen
was het rekenen daardoor een gecompliceerde bezig
heid. Dit werd nog verergerd door de omstandigheid
dat er zoveel verschillende muntsoorten waren. De
handel werkte vaak met een soort telraam om bijv. de
ene muntsoort in de andere om te rekenen. De
spreekwoordelijke Bartjens was hier een genie in. Hoe
moeilijk de zaken lagen, blijkt uit het feit dat de
Utrechtse Raad in 1492, ten behoeve van betalingen,
de waarden van ruim 100 verschillende munten vast
stelde. Als men bedenkt dat iedere stad of provincie
soms eigen munten sloeg, en dat naast de munten
weer andere rekeneenheden bestonden, dan is het
duidelijk dat het werken met geldbedragen slechts
voor specialisten was weggelegd.
Een andere gebruiker van de rekentechniek was de
landmeter. Meer dan de eenvoudige bewerkingen als:
optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en wellicht de
len, zal ook de beste landmeter in de middeleeuwen
niet hebben gebruikt, want voor zijn taak van het uit
zetten van grenzen, het bepalen van de grootte van
percelen en misschien het vervaardigen van een
schetsmatige kaart, had hij niet meer nodig. Hij
moest, afhankelijk van de plaatselijke omstandighe
den, met verschillende roedematen kunnen meten, en
deze zo nodig in elkaar omrekenen. Hij moest weten
dat een oppervlakte in het algemeen wordt berekend
uit: lengte maal breedte. Dat deze voor een goede uit
komst vrijwel loodrecht op elkaar behoren te staan,
eist al wat meer inzicht. Een benadering, die ook de
Romeinen toepasten, was om bij een vierhoek de
lengten van de overstaande zijden te middelen en
deze gemiddelden met elkaar te vermenigvuldigen.
Het is niet de bedoeling hiermee denigrerend te spre
ken over de kennis en het inzicht van de middel
eeuwse landmeter. Integendeel, hij behoorde tot de
bovenlaag van de bevolking, de intelligentsia, want
aritmetica en geometrie behoorden tot het voortge
zette onderwijs, dat slechts voor enkelen was wegge
legd.
Dat middeleeuwse landmeters, en ook hun voorgan
gers, toch groot werk hebben verricht, wordt duidelijk
als men de kaart van ons land nader bestudeert. Veel
evenwijdige verkavelingen vaak in kavels met een
vaste oppervlakte van een hoeve van 16 morgen of
ca. 13,6 ha, de z.g. cope en oude opstrekkende
heerden zijn mijns inziens niet tot stand gekomen
doordat iedere ontginner voor zichzelf de kavelsloten
rechtlijnig verlengde tot hij de gemeentegrens bereik
te; hier moet onder strak toezicht en wellicht in cen
traal geleide uitvoering zijn gewerkt. Bovendien zal
het in een onoverzichtelijk drassig terrein zonder goe
de ontwatering een soort wildernis met ruige be
groeiing van riet en opgaande struiken en bomen als
griend en els niet zo eenvoudig zijn geweest om
zonder kompas of verrekijker de richtingen en de af
standen correct te bepalen.
De geschiedenis van de ontginning en ingebruikne
ming van onze oudere landbouwgronden is, zeker
vanuit landmeetkundig oogpunt, nog te weinig onder
zocht. Toch moeten er aanwijzingen zijn te vinden,
359