degenen, die bij een ruilverkaveling of een herinrich
ting van een grondgebied zijn betrokken. In dit ver
band dient de betrokkenheid te worden vermeld, die
het Kadaster de laatste jaren heeft verkregen bij de
voorbereiding van integrale landinrichtingsprojecten.
De overheid dient ingevolge wettelijke voorschriften
bij de uitvoering van de haar opgedragen taken ook
steeds meer gebruik te maken van kadastrale kaarten.
Zo dienen te onteigenen percelen of perceelsgedeel
ten op een kadastrale kaart te worden aangegeven.
Ook kan, voor wat betreft recent tot stand gekomen
regelingen, worden gewezen op de Wet Voorkeurs
recht Gemeenten en de Wet Agrarisch Grondverkeer.
In deze wetten zijn bepalingen opgenomen, die voor
schrijven, dat de aangewezen gronden, waarop een
voorkeursrecht rust, op een kadastrale kaart (duide
lijk) moeten worden aangegeven.
Vooral met het oog op dit gebruik is het beschikbaar
zijn van betrouwbare kadastrale kaarten op voldoende
grote schaal van eminent belang voor zowel de over
heid als voor de rechthebbenden met betrekking tot
onroerende zaken en rechten, waaraan die zaken zijn
onderworpen.
Voor de overheid is een en ander van belang, opdat zij
bij de uitvoering van haar taken in staat wordt gesteld
de rechten en de belangen van betrokkenen met de
vereiste zorgvuldigheid te behandelen, terwijl het de
betrokkenen wordt vergemakkelijkt om na te gaan, of
de uitvoering van de desbetreffende regelingen ook
hun onroerende zaken of rechten daarop betreft.
In het voorgaande is in hoofdlijnen de functie
uiteengezet van de Openbare Registers en van het
Kadaster; voorts is verklaard op welke wijze deze
twee instituten nauw met elkaar zijn verweven.
Organisatorisch zijn de Bewaringen van de Hypothe
ken en die van het Kadaster, zoals reeds eerder is
vermeld, in 1839 in één instituut ondergebracht, dat
deel uitmaakt van de Belastingdienst van het Ministe
rie van Financiën.
Deze vereniging bleek in de praktijk vele voordelen te
bieden. Zij heeft het onder meer mogelijk gemaakt,
dat het Kadaster de beschikking kreeg over de bij uit
stek geschikte bron van gegevens omtrent de zake
lijke rechtstoestand van onroerende goederen, te
weten de Openbare Registers.
Op 1 juli 1970 is de plaats van de Dienst van het
Kadaster en de Openbare Registers binnen de organi
satie van het Ministerie van Financiën gewijzigd. De
Dienst werd afgesplitst van de Belastingdienst. Op
4 juni 1973 ten slotte ging de Dienst over van het
Ministerie van Financiën naar het Ministerie van
Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.
Overgang naar VRO
Omtrent de overgang van het Kadaster naar VRO zei
de toenmalige Minister, de heer Gruijters, bij het af
scheid van de vorige hoofddirecteur in 1977: ,,Het
overbrengen van uw Dienst naar ons Ministerie was
de eerste beleidsdaad, waarmee ik werd geconfron
teerd. U weet, het Kabinet-Den Uyl is tot stand ge
komen na de unieke gebeurtenis van een pre-consti-
tuerend beraad. Tijdens dat beraad zat mijn collega
van Financiën met een grote map voor zich, die hij
voortdurend naar mij toe wilde schuiven, en daar zat
om het populair te zeggen het Kadaster in. Ik
heb de waakzaamheid getoond er toch nog een paar
NGT GEODESIA 81
dagen mee te wachten en eerst eens te kijken, wat er
wel in die map zat. Toen was het besluit dan ook snel
genomen".
U begrijpt, dat de feitelijke overgang naar VRO ingrij
pender was dan uit deze woorden wellicht valt op te
maken. De beslissing, de gehele Dienst te verplaatsen
naar een ander departement dan dat van Financiën,
was mede gebaseerd op een advies ter zake van een
tweetal daarvoor ingehuurde organisatie-adviesbu
reaus.
Bij dit advies hebben o.a. de volgende overwegingen
een rol gespeeld:
vanwege de grote verwevenheid van het ka
dastrale werk en de Openbare Registers dient de
Dienst van het Kadaster en de Openbare Regis
ters, die ik verder gemakshalve de Dienst zal noe
men, als één eenheid te worden gehandhaafd;
binnen de doelstellingen en activiteiten van de
Dienst zijn een vijftal aspecten te onderscheiden,
die een relatie tot een bepaald ministerie aanneme
lijk kunnen maken. Deze aspecten zijn (in wille
keurige volgorde):
a. het historische aspect: de Dienst zit van ouds
her bij het Ministerie van Financiën.
b. het registratie-aspect: de bescherming van de
rechtszekerheidMinisterie van Justitie.
c. het planologische aspect: zeker voor wat be
treft het fabriceren van kaarten en het leveren
van informatie ten behoeve van de planologie:
Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke
Ordening.
d. het technologische aspect: de Dienst is (en zal
steeds verder uitgroeien tot) een Dienst met
een technologisch karakter, met relatief dure
apparatuur en technische specialisten: Ministe
rie van Verkeer en Waterstaat.
e. het landbouwkundige aspect: gezien de ruilver
kavelingswerkzaamheden van de Dienst: Mi
nisterie van Landbouw en Visserij.
Uit een ter zake gemaakt overzicht bleek duidelijk, dat
de meeste raakvlakken bestonden met het Ministerie
van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Op
grond daarvan werd dan ook geconcludeerd, dat on
derbrenging van de Dienst bij het Ministerie van
Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening de voorkeur
verdiende.
In een brief van de betrokken ministers tijdens de
kabinetsformatie in 1973 werd cfit advies onderschre
ven. Hierbij werd opgemerkt, dat als doorslaggevend
argument werd gezien het grote belang, dat moest
worden gehecht aan een versterking van de mogelijk
heden tot coördinatie van het beleid ten aanzien van
het ruimtelijke beheer. Daarbij werd enerzijds gecon
stateerd, dat de Dienst zich heeft ontwikkeld tot een
belangrijke informatiebron op het gebied van de ruim
telijke ordening, en anderzijds dat de taakstelling van
de Dienst niet logisch aansloot bij de overige taken
van het Ministerie van Financiën, te weten de fiscale,
monetaire en budgettaire. En aldus werd besloten.
De personeelsbezetting van VRO werd hierdoor aan
zienlijk uitgebreid; meer dan 3000 medewerkers met in
zekere zin een afwijkende rechtspositie (geënt op die
van de Belastingdienst) vonden onderdak bij het voor
hen nieuwe ministerie. Enkele maanden later werd
besloten, de hele Dienst, inclusief de Centrale Direc
tie, ingrijpend te reorganiseren en tevens de Centrale
413